Na die heerlijke regen in de ochtend, werd het ‘s middags dampend droog. Het leek alsof de natuur zich had herpakt en levendiger werd dan ooit. Maar tamme merelman, die iedere dag dichterbij kwam hippen en ons voortdurend in ogenschouw nam, was verdwenen. Had de zwarte poes, dat magere scharminkel dat schuw binnen kwam sluipen, er iets mee te maken. Gek genoeg waren we aan die jonge merel gewend geraakt. We missen hem nu. Poezen horen niet in dit vogelparadijs. Dat vinden ook de twee Turkse tortels die heftig misbaar maken als zo’n indringer zich meldt.
Lief wist een mooi natuurgebied, daar wilden we heen. Eerst de boodschappen bij de vertrouwde supermarkt met Belgische dure biertjes in het schap. Dat feest wilde hij zich niet ontnemen. Duur is relatief hier, alles is goedkoper. Benzine is helemaal een feest.
Met een volle tank reden we naar Terecsenye en kwamen eerst terecht in het dorp, maar huizen, ook al zijn ze nog zo vrolijk en uitbundig gekleurd, wilde ik niet zien. Een klein onooglijk weggetje verderop bleek de juiste. Daar reden we een groot natuurgebied in met een wildpark vol edelherten, damherten en vooral everzwijnen. Maar rechts stond om het hele gebied schrikdraad. Er was sprake van de een of andere infectieziekte, zo stond op een bord te lezen, die vooral bij de zwijnen voor bleek te komen en door isolatie probeerden ze erger te voorkomen. We konden wel de prachtige sfeer proeven en opsnuiven. De immens hoge eeuwenoude dennen gaven het laaggebergte een imposante aanblik. Er tussendoor konden we dalen en volgende hoge heuvels zien. Opmerkelijk was de zuiverheid en de stilte in die oerbossen.

De woudreuzen hadden kennelijk hun potloden geslepen, daar lag een hele stapel puntig en wel te wachten op de verwerking. In míjn verbeelding bewogen ze zich traag met grote stappen als de gelaarsde kat, door het gebied heen en schreven hun boodschappen in de wolken.
Een vogel liet een waarschuwende kreet horen en nog een paar keer, daarna vloog hij verstoord op, een enorm beest, die we niet goed konden zien maar in de buurt van een adelaar of visarend kwam, qua grootte. Het gebied heette adelaarsweide.
We konden niet anders dan haast met eerbied over het begaanbare pad te lopen, in de wetenschap dat er een wereld vol leven om ons heen ritselde, waar wij geen deel van uitmaakten. Woudleven, puur en ongerept. Wat een prachtige ontmoeting.
Met de auto reden we even later de enige weg die er was aangelegd af en kwamen aan de voet van een van de heuvels over een spoorbaantje heen bij een hotel-restaurant en reden door naar de Bosbouwschool, waar een groepje mensen zaten te picknicken en er een grappige dennenhouten au naturel speelplek was aangelegd.
Daar ging het asfalt over in een bergweggetje die we, wijselijk door de eerder opgedane ervaringen, links lieten liggen. We besloten bij het restaurant wat te gaan drinken. In de kalmte en met nog twee hotelgasten op het terras, een gerant die Engels sprak en vier bierviltjes bij ons aperitief gaf tegen het gevleugelde grut, ontdekten we hoe handig het was als je je glas er mee afsloot. Een wesp had zich al dronken gezwommen in het bier van lief. Die had hem omzichtig gered en ze lag bij te komen tussen de blaadjes van de groene klaver in.
De weidsheid van de natuur bracht zoveel rust. De stilte omarmde ons.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.