Overpeinzingen

Zo komen we de zomer wel door

Het begon allemaal met die stortbui, want eindelijk was er de energie om samen het zolderraam aan te pakken om, in de geest van ‘Skyspace’ van James Turrel, de rechtstreekse verbinding met het firmament te weeg te brengen. Dat was er natuurlijk altijd al, maar door onze gezwinde aanpak viel er nu streeploos, of zo goed als, door te kijken. De dakgootkauwen waren in alle staten van paraatheid en hadden in een oogwenk al hun kameraden opgetrommeld, die vervaarlijk laag langs het wagenwijd geopende venster scheerden, waar lief zijn hoofd doorheen stak. Wat een saamhorigheid. Daar kunnen wij als mensheid nog iets van opsteken.

Later op de dag was er de harmonie van het kleine moment. Lekker tegen elkaar aangeleund lezen en af en toe wat passages om hoog lepelen, omdat die de moeite waard waren om met de ander te delen. Op dergelijke momenten is geluk tastbaar.

Veel te laat hoorden we de veranderde route van de avondvierdaagse langs onze galerij, dan zou lief Kleinzoon toe kunnen zwaaien en moest ik, als de gesmeerde bliksem nog een lekkernij te voorschijn toveren. Maar in de supermarkten deed men niet aan avondvierdaagse. Onverrichterzake reed ik toen maar door naar de bijeenkomst van de leesclub. ‘Kleed je warm aan’, zo luidde de waarschuwing, ‘Want we beginnen buiten’. Twee truien dik dan maar. Een aan en een om de schouders geslagen.

De gastheer had uitnodigend de stoelen met de dikke kussens erin klaargezet omringd met sfeervolle verlichting. Hij redderde uitgebreid om koffie en thee klaar te maken terwijl de rest binnen druppelde. Geheel tegen mijn verwachting in was het boek ‘Het woord voor Rood’ toch wisselend ontvangen, maar ondanks dat had iedereen het wel betrekkelijk snel uitgelezen. Mijn verbondenheid met mensen met een afasie stamt al uit de prille beginperiode van mijn verpleegkundige opleiding, waar de afdeling neurologie tot een van mijn voorliefdes behoorde, juist door het ongrijpbare fenomeen, die werkende hersenen. Het was de aanzet tot het warme bad van herkenning in het boek.

De meningen waren verdeeld. Onze leesclub bestaat uit drie mannen en drie vrouwen, een bewuste keuze, omdat de kijk op het leven in het algemeen nog weleens per sekse kan verschillen en ook omdat dat boeiende gespreksstof zou leveren. Zo ook in dit geval, echter niet gerelateerd aan sekse maar aan ervaring en herkenning. Diegenen die iemand met deze aandoening in de familie hadden, waren er nauwer bij betrokken dan de anderen, die vooral struikelden over de laatste sessies aan het eind van het boek met de groep afasie-patiënten en de aanpak om hun communicatie te verbeteren. De algehele strekking was: Een spannend begin, minder goed uitgewerkte karakters in het laatste deel en een te traag verloop. Daar konden we allen mee leven. Twee van ons waren onverdeeld tot het einde toe geboeid gebleven.

Langzaam trok de kou op en werden er warme plaids en dekentjes gehaald om, toen het wat donkerder werd en het borreltijd was, naar binnen te gaan en daar verder bij te kletsen met wat lekkers om het feest te staven. Er kwamen allerlei te lezen boeken langs en uiteindelijk kozen we er twee uit. Een dunnetje en een kloek boek. De eerste is van Roxanne van Ieperen en eigenlijk meer een verhandeling: ‘Eigen welzijn eerst’ over publieke voorzieningen en gelijke kansen, het verlies voor de middenklasse van haar liberale waarden en het boek ‘De biecht aan mijn vrouw’ van Pieter Waterdrinker.

Zoals altijd stommelden we via allerlei associaties de diepte in en kwamen zelfs nog even uit op het jenaplanconcept, dat in onze school teloor ging aan de nieuwe methodes, het niet langer specifiek opgeleide personeel, omdat de jenaplan-opleidingen uit de pabo’s waren verdwenen, het feit dat de school steeds meer een buurtfunctie kreeg, maar ook mede door de eisen die werden opgehoogd, waarbij niet gekeken werd naar de onderbouwing van het eigen concept.

Er werden nieuwe afspraken gemaakt en gefantaseerd over nieuw in te vullen uitjes en bestemmingen. In oktober hebben we ons eerste vijfjarige jubileum. Dat mag met verve gevierd worden. Voor we er erg in hadden was het half twaalf en als Assepoes in de donkere nacht verdwenen drie van ons huiswaarts. Voorlopig hoef ik geen leeshonger te leiden met vijf te recenseren kinderboeken op de rol, bovenstaande twee en de goede oude Marten Toonder. Zo komen we de zomer wel door.

Een gedachte over “Zo komen we de zomer wel door

Reacties zijn gesloten.