Een dikke grijze mist is, toen ik even niet keek, als een dikke deken op komen zetten en wikkelt de wereld in een doorsluizend morsig grijs. Vage contouren van bomen en huizen, bewegende koplampen. Ik hoop dat ze snel op zal trekken.
Gisteren na de fysio ging ik eerst even langs de garage, want de kleine blauwe prins was zijn stem verloren. Doodse stilte als ik de claxon beroerde. Het akkevietje mag wat kosten, zo’n klein dingetje is een rib uit het lijf. Zonder kan je niet.
Lale Gül haar boek ‘Ik ga leven’ heb ik vanaf hoofdstuk 15 in een adem uitgelezen. Doorzetten kent zijn voordelen. Waarschijnlijk stond mijn eigen esthetiek in de weg bij dat eerste deel. Het is lastig om door grof taalgebruik heen te prikken, zo niet ondoenlijk voor mij. Hele stukken daarvan heb ik gescand. Daarna geeft ze zo’n goed beeld van haar situatie en schetst ze treffend de onmogelijkheid ervan. Ik heb diepe bewondering voor deze jonge vrouw gekregen. Oordeel niet en verwonder je slechts was hier beter op z’n plaats geweest in eerste instantie. Je bent gelukkig nooit te oud om wat bij te leren.
Morgen is de bijeenkomst hier. Dat vergt nog wat voorbereiding. Van zolder heb ik de kleine blauwe opklaptafel geplukt om in het midden neer te zetten. Van te voren doet iedereen een zelftest. Met de stijgende besmettingen geen overbodige luxe. Ik ben benieuwd naar de mening van de anderen. Zijn ze voortijdig afgehaakt of hebben ze dezelfde ervaring als ik. Dat is het voordeel van een leesclub. Het is een stok achter de deur om het boek uit te lezen. Anders was ik nooit zover gekomen.
In de aflevering van gisteren van Binnenstebuiten liet een medewerker van de hortus Botanicus in Leiden zien wat het verschil is tussen een echte cactus en een plant die er wel de uiterlijke kenmerken van lijkt te hebben, compleet met stekels, maar die behoort tot de wolfsmelkachtige. Als je met een naalden van een cactus een gaatje prikt in de plant gebeurt er bij de cactus niets en bij de ‘nepperd’ komt er witte melk uit. Heerlijk om weer even een Hortus van binnen te zien.
Lang geleden heb ik die in Leiden bezocht met vriendlief, waar ik straks naar toe zal gaan. In Leiden zijn we ooit begonnen aan ons gedeelde leven. Er was een piepklein appartement ergens boven in een statig herenhuis met twee kamertjes. Een voor een matras op de grond en een om in te zitten om te kunnen lezen en te turen naar het draagbare zwart/wit teeveetje met losse antenne.
Voor de juiste ontvangst moest je eindeloos draaien met dat ding en als het beeld bleef sneeuwen, wilde een klap er bovenop ook nog wel helpen. De ruimte zelf leek ook wel op een hortus, er hingen en stonden volop planten, sinaasappelkisten vormden de kasten, een rotan stoel van oma het meubilair en voor de ramen had ik oranje/bruine macramé gordijntjes geknoopt. Het was een lief en mooi begin. Mijn moeder wist van ons samenzijn, maar mijn vader mocht het absoluut niet weten anders zou de oude patriarch in hem naar boven komen om deze rebelse daad.
Nu ga ik hem zo weer op een kamertje treffen. Geen idee hoe een en ander zal verlopen. We gaan de opties bespreken die er zijn, als hij weer hier in Nederland wil gaan wonen. Het voelt als spannend en is tegelijk iets waarop ik me verheug.
De mist is verdwenen als sneeuw voor de zon. Het zicht is helder. Als dat de uitslag is van ons gesprek zou het een mooi begin kunnen zijn. Denken in mogelijkheden. Wie wil dat nou niet.
Een gedachte over “Wie wil dat nou niet”
Reacties zijn gesloten.