Ineens wist ik wat ik met de takken van de grote wilgen achter zou doen. Ik ga er een hek mee vlechten onder de wilgen zelf. Het is geen lumineus idee op zich. We gebruiken al jaren wilgentenen om de hekken mee te vlechten en we leggen ze in een ril als service voor het kleine grut, de ringslang en de vogels die zich er graag in op houden. De mogelijkheid van een vlechtwerk op die plek was op de een of andere manier nog niet boven komen drijven. In die zin was het een lichtend idee. Het betekende wel, dat ik wat voorwerk moest verrichten en dat was maar goed ook. De brandnetels stonden tegen de afscheiding van de tuin tot een meter hoog. Verbazingwekkend hoe ze branden en toch niet ‘bijten’. Bij het snoeien klommen ze in mijn benen, maar geen centje pijn. Met het verzamelen en op de compostberg leggen was meer omzichtigheid geboden.
Achteraan, waar de wilgen staan.
De tuin van de buurman groeit dicht. Eik en Iep hebben vrij spel en het gras rukt op in grote lange taaie stengels. Onkruid zegeviert. Hondsdraf, Kleefkruid en Wilde Bosaardbei woekeren er lustig op los. Aan mijn kant van de tuin is dat vechten tegen de bierkaai. Toch houden Schoenlapper en Schildersverdriet, Hosta en Rudbeckia krachtig stand. De Anemonen en de goudsbloem moest ik bevrijden van het opkruipende lage geniep, want die dreigden het loodje te leggen. Nu zijn het weer mooie volle pollen. Als geen ander geldt in de tuin de wet van het vrijwaren. Zodra een plant ruimte krijgt, zet ze haar dank om in een weelderige bloei. Dat is met ons niet anders. Geef een kind de ruimte, pel het uit de geldende regels, zorg dat er iets is wat prikkelt en ze gaan los.

Gisteren waren mijn dochter, haar twee zonen en ik bij het Theater Berenkuil voor een voorstelling, die helaas al was ‘uitverkocht’. Er draaide nog een voorstelling. Daarvoor moesten we een uur overbruggen. Er was een knutselactiviteit boven in het mooie oude pand. De kinderen konden een vis maken. De vrouw, die het begeleidde, had een handig stappenplan van mogelijkheden gemaakt en de bijbehorende onderdelen lagen er te kust en te keur. De jongste van zes wilde gelijk aanvallen. De oudste van acht wilde niet. Ik vroeg hem waarom niet. ‘Gewoon niet.’ Na wat aandringen kwam hij met de wonderlijke uitspraak:’Kinderen van acht, die doen dit niet meer.’

Hij liet zich toch overhalen en had een meesterlijke mooie vis. De beloning voor ons was zijn trotse koppie en de manier, waarop hij zijn vis koesterde. Alle bezwaren die over hem heen spoelden: Is het niet te kinderachtig, misschien is er een moeilijkheidsgraad, het aanspreken van zijn verbeelding, het oproepen van de creativiteit, bundelden zich samen in dat ene moment. Hij ging het doen. Het betekende een ware overwinning. Daarna volgde een zegetocht met de vis in de hand.
Ik moest denken aan wat ik mijn kinderen op school van jongs af aan mee geef. ‘Als je wat wil leren, moet je het proberen. Als je het niet probeert, dan heb je het niet geleerd.’ Het is een toverspreuk om aan te zetten tot de mooiste ontwikkelingen, want als je het mag proberen, is er geen sprake van goed of fout. Alles is mogelijk. Er is ruimte tot groei om tot volle wasdom te komen.

Net als in de tuin. Waar alles aan het uitlopen is voor een tweede bloei. De gevrijwaarde lupinen bloeien weer uitbundig, de Anemoon komt er zo achteraan. Zelfs de Goudsbloem is het gaan doen, terwijl die in alle pierigheid door achterstallig onderhoud achterbleef en de Rudbeckia haast zich te vermeerderen. Ruimte om te groeien en de oplichtend ogen van een kind te zien én een overdaad aan uitbundige bloei. Het leven kan zo simpel zijn.
Een gedachte over “Het leven kan zo simpel zijn.”
Reacties zijn gesloten.