Nachtgeluiden, alles wat maakt dat nacht geen dag is. De stilte die doorbroken wordt door een langs scheurende auto met stevige beat, of het gerammel van een fiets. Stemmen die ver dragen en hoog tegen de flat op klateren, dronkenmanstaal, een vette lach. Omdat het binnen te warm is staat het raam op een kier, maar is dan een versterkt klankbord voor dat nachtelijke zijn. Ik sluit mijn ogen en probeer de slaap te vatten.
Achter het donkerste zwart doemt een indringend zoemen op. ‘Een mug’, denk ik. Doodstil blijf ik wachten tot de querulant stopt, Dan is hij zich aan het laven en is het makkelijker toeslaan, maar het houdt aan, té lang voor een muggenvlucht, hij heeft allang mijn bloed geroken.
Herinnering: –De oude volkstuin in Westbroek. Kaalslag tussen de nog overeind staande tuinen, Wat ooit een bloeiend vriendelijk tuindersleven was met een grote vriendenclub op de percelen achteraan, was verworden tot wildgroei, haastig gebuldozerde tuinen en een restant krakkemikkige huisjes. In de rij die nog staat zijn er nog zegge en schrijve een handvol bewoners, de laatste der Mohikanen. Oorzaak is een wisseling van eigenaar met te dwaze nieuwe eisen, waaraan elke tuin dient te voldoen. Natuurlijke groei is op regime. Hij stuurt, dwingend stuwend, aan op leegstand om teneinde een strak recreatiepark aan te kunnen leggen.
De grote bladsnijder.
Ik loop het zanderige pad af langs de verwilderde hagen en hoor ineens een nijdig gezoem. Ik blijf staan en kijk. Het is een bij op ooghoogte. Ze hangt in de lucht, haar vleugels wapperen met ongekende snelheid op en neer. Dat heftige zoemen versterkt de indruk dat ze boos is. Ruikt ze gevaar omdat de snoeischaar hier en daar wat uitstekende scherpe meidoorntakken wegknipt. Ze heeft vast haar nest in de meidoornhaag. Ineens duikt ze weg, om even later achter me luid te zoemen. Ik loop een stukje weg, maar ze blijft volgen. De zon brandt genadeloos, de hitte vangt het geluid en versterkt het. De bij zwelt op tot monsterlijke vormen en een grijnzende kop. Ik loop met kloppend hart weg met het visioen van een aanval door een zwerm bijen. Er is niemand anders op de tuin, stel je voor, straks lig ik hier onder een deken van bijen. Nu ren ik, zo hart als mijn benen me kunnen dragen. Dwaze beelddenker-
Het gezoem houdt aan en ineens doemt er een groenig licht met een rood knipperend lampje op. Net als die bij van lang geleden hangt ze in de lucht. Ik kan de contouren niet onderscheiden, maar het is vast een drone. Wat doet die om half drie ’s nachts in de lucht? Hij maakt foto’s bedenk ik me, nachtfoto’s. Dat lijkt me alleen te doen met geavanceerde apparatuur, een restlichtcamera of een warmtecamera. Of zit er een zoeklicht op met infra rood? Waarom hangt hij zolang anders op een voor mij waarneembare plek. Als ik hem zie, ziet het oog van de camera mij ook. Ik schuif tot neusdiepte onder het dekbed en blijf staren naar de nijdas. Die zoemt verder en daalt naar beneden. De grote kastanje ontneemt me verder me het zicht.
Standbeeld van Heer Bommel in Goeree Overflakkee.
Ik verlang naar die decennia lange enige echte Droon. Het buitenaardse opperwezen uit ‘Heer Bommel en het Kukel’ van Marten Toonder om net als Olivier B. Bommel te kunnen zeggen: ‘Tom Poes, verzin een list’ en daarna rustig te gaan slapen in de wetenschap, dat niets is wat het lijkt. Zo fijn als Tom Poes dat nog even voor me checkt.
Een gedachte over “‘Tom Poes, verzin een list.’”
Reacties zijn gesloten.