Uncategorized

‘C’est le ton qui fait la musique’.

Het dagboek zingt over extremen, er staan Franse woorden in die ik niet ken. ‘Unir l’extrême audace et l’extrême pudeur, c’est une question de style’ zegt Francois Mauriac. Dat ik moet zoeken naar de betekenis is niet zo gek. De taal werd lang geleden ooit een beetje de mijne en incidenteel uit het geheugen getrokken op vakanties in la douce France. En dan nog. Koeterwaals, gebarentaal en le chat bleef vooral sur le piano zitten. Vroeger zei men: Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg. Men hield niet van uitersten. De basis, de aard van het beestje, moest vooral  niet uitgesproken zijn.

Het dagboek zingt omdat de taal er noten aan geeft. Nergens hoor ik zoveel poëzie dan in de Franse taal, maar dat zou ook kunnen komen doordat het chanson met de paplepel werd ingegoten. De kiem werd ooit gelegd door de toegankelijke muziek van Adamo en zijn Vous permettez monsieur. Daar was de tekst nog van te doorgronden voor een 12 jarige. Daarna kwam Jacques Brels die ik omarmde omdat zijn melancholie boven la Neige van Salvatore Adamo uitsteeg en handen en voeten gaf aan elke puberale kwinkslag.

Ik heb geprobeerd het mijn tweede taal te maken. Ik leerde mijn Franse boek uit het hoofd en memoreerde het op het examen, ving er een extreem hoog cijfer mee, zonder dat de mist in het hoofd optrok, waar het de betekenis, het doorgronden betrof.

George Moustaki  kwam, zag en overwon. Hopeloos, op een stroom van gevoelens, 18 jaar en diep onder de indruk van zijn repertoire, zijn prachtige stem en niet in de laatste plaats van die mooie man zelf, leerde ik teksten uit mijn hoofd, zoals ik het Franse examenboek kende en zong de hele dag:  Avec ma gueule de métèque, / De Juif errant, de pâtre grec / Et mes cheveux aux quatre vents. Frans proef je.

Mijn dochter ging naar Frankrijk als au pair en leerde de Franse taal met een gemak, waar ik jaloers op kon zijn, als ik niet zo trots op haar was. Ik wist wat voor moeite het had gekost. Naast de taal kwam ze ook met een Fransman thuis en woonde de eerste jaren  in een stadje onder Parijs. Mijn geduld en liefde voor de taal werd beloond. Ik heb tweetalige kleinkinderen. Op dit moment zijn het Hollanders geschoeid op een Franse basis en de tongval gaat nooit meer over. Ze zingen me tegemoet als ze me zien, zoals de woorden uit het dagboek. Marcel Proust helpt me vooruit:’Si notre vie est vagabonde, notre memoire est sédentaire’, waarbij ik het laatste woord moet zoeken. ‘Zittend’ zegt de vertaler, ‘blijvend’ denk ik. Dat is het euvel. Ik vul al op voorhand betekenissen in door de context op mijn manier te interpreteren en kom daarbij soms op verkeerde voet te staan. Mijn geheugen mag dan wel ‘zittend’ zijn, maar er zijn duidelijke grenzen aan de opname.

verlaine1

Ik sprokkel de gedichten van Verlaine, hengel naar betekenissen bij Baudelaire en proef de schoonheid van een taal. Nog steeds ken ik de teksten van Adamo en Moustaki uit het hoofd en opnieuw word ik gegrepen door de verleiding bij de teksten van Stromae. Verlaine beroerde mijn romantische ziel en ik ween met hem mee om zijn prachtige poëtische inslag en proef zijn ‘feuille morte’, de smet op zijn blazoen, de dode dichter en zijn voor eeuwig levende gedachte. C’est le ton qui fait la musique.