Overpeinzingen

Maar op zijn minst de richting

Een mailtje, of we de slaapbank, die deze week zou komen, vooraf wilden betalen. Daarvoor moesten we naar de winkel terug, want Lief kan met het Hongaars goed uit de voeten, maar in dit geval was persoonlijk contact toch beter, dacht hij. De juffrouw achter de kassa was allerliefst en oprecht geïnteresseerd in welke nationaliteit we hadden, complimenteerde Lief met zijn Magyar en of we hier woonden of op vakantie waren. Een warme glimlach. Ziezo, bank betaald, nog wat kleine benodigdheden meegenomen en eindelijk slopen in de kleur en zonder bloemetjes. Nu maar hopen dat er deze week nog geleverd kan worden.

Boodschappen bij de Aldi, altijd fijn, die hebben mijn eigen wijnmerk en gewone lichtgewicht sesam-crackers, bovendien duikelden we Chinese noedelsoep op. Met de tassen volgeladen weer op huis aan.

Met deze dag die al begon met het neerleggen van het wilde bloemenzaad, dat ingebed was in papier nog voor de zon op het stuk grond zou schijnen en die je als strook neer kon leggen onder een bescheiden laagje aarde, ben ik de tijd kwijt. Ineens is het nu al bijna kwart over vier terwijl het net nog acht uur was. Waar sprokkelt een mens nieuwe tijd. Er moest in feite nog een hele middag zijn.

Om bijvoorbeeld verder te gaan aan het doek uit de serie ‘Hongaarse vrouwen’. Ze heeft zo’n lief hoofd, zo’n allesomvattend wijs gezicht,, peinzend, iet of wat naar binnen gekeerd en toch ook een tikje hulpeloos, met vermoedelijk een te zware tas in haar handen geklampt. Dat stel ik me tenminste voor. Verbeelde handen. Ik had die dag eindelijk weer eens inspiratie om naar het atelier te gaan en er verder aan te werken, maar ook om afdrukken te maken van de ets van de twee Indiase vrouwen. Alle ramen gingen wagenwijd open. Zo ving ik tegelijk de geluiden uit het bos. De nachtegaal natuurlijk, de lijsters achterin, de koolmees en de karakteristieke luide roep van de Wielewaal. Het uitzicht is prachtig, één op het bos en één op het land van de buurman met zijn sokkippen en sokhaan. Koddig waggelende dikke kippetjes en een trotse Haan, die een flink stuk grond hadden om rond te scharrelen. Iets voor Annie M.G. Schmidt, denk ik altijd, die daar meesterlijke verzen en rijmen over heeft.

Daarna Lief bewonderd, die het verleden aan het afsluiten is met een zen-waardige verbranding van zijn bewaarde parafernalia in de buitenoven, ver uit de buurt van de Datsja, om mijn longen te sparen. Onderweg zag ik een jonge merel, die zich vooral stil hield, omdat hij wist niet snel genoeg te zijn en dan kan je maar beter je gemak houden. De wilde apothekersroos was op de plek, waar de oven was neergezet vlak naast het stuk achterland, welig gaan tieren en had dankbaar gebruik gemaakt van een aantal aanwezige bomen. Een waterval van bloemen. Door het poortje heen maakte ik de foto van die idyllische aanblik. Dan terug om te gaan afdrukken. Op de een of andere manier zijn er nog steeds kinderziektes in het proces. Of het papier is niet nat genoeg, de inkerving te oppervlakkig, de inkt van mindere kwaliteit, of niet het goede papier, of het afslaan verloopt niet volgens de regels. Het blijft experimenteren. De dametjes komen maar matig uit de pers. Niet getreurd morgen weer een dag.

De grote zwarte houtbij is van slag door de draaiende wind. Hij dwaalt doelloos van hoek naar hoek. Misschien is hij ook tijd kwijt net als ik, maar op zijn minst de richting.

Een gedachte over “Maar op zijn minst de richting

Plaats een reactie