Uncategorized

De cirkel is rond.

Mijn armen schrijnen een beetje. Ik ben gisteren toch verbrand, ondanks het omzichtig laveren in de schaduw. Het kwam door de brandnetels, die eigenzinnig met hun wijdvertakte netwerk onbeschaamd de overhand hadden genomen. De tuin had een tijd mijn toewijding moeten missen, dat was wel duidelijk. Hard aan de slag en sleuren aan de wortels, schrepel in de hand. Elke kuil wordt gevuld met dat trage gevoel van weemoed, dat de overhand dreigt te nemen. Stukje bij beetje kalft het af, mijn hart wordt lichter als er ruimte ontstaat tussen de woestenij in.

022

Noël komt langs en vraagt om het droge gras dat die ochtend bij elkaar gemaaid is. Het wekt verbazing, wat moet je ermee. Hij wil het tussen de aardappelplanten strooien, het houdt het vocht vast en er gebeurt wat met de aarde, wormen woelen het beter los. Dat is een mooie manier. Even filosoferen met deze rasechte tuinliefhebber over dit hergebruik en hoe je gewassen als onkruid naar je hand kan zetten, door er iets goeds uit te halen.

Hij vertelt met glimmende konen over een methode van natuurlijke bemesting. Iets in de trant van ‘If you can eat it, beat it’. De Japanse microbioloog Masanobu Fukuoka (1913-2008) had na een ervaring van verlichting de natuurlijke landbouw omarmd en uitgewerkt, hij gebruikte geen enkel ander middel dan de natuur zelf om groei te bevorderen of onkruid tegen te gaan. De gewassen die hij niet in zijn tuin wilde, transformeerde hij door middel van de vergisting met water tot digestaat, een soort meststof. Wat een mooi verhaal en wat een prachtige manier om de natuurlijke kringloop in het postzegeltje tuin bewaarheid te maken.

Masanobu Fukuoka. Foto Wiki.

Bij mij lijkt het eerder andersom te werken, ‘If you can beat it, eat it’. Kleefkruid, zevenblad, brandnetel, het is allemaal te eten. Vooralsnog ligt het op de allengs uitdijende composthoop en is de ringslang onder de pannen als hij lekker lui ligt te zonnen voor zijn riante villa.

123Groot hoefblad. Ets.

Met elke schraap boort de schrepel zich voortvarender een weg naar de diepte. De dikke knoestige wortelstokken van het groot hoefblad, ook al een erfgoed van mijn lieve buurman, klauwen zich vaster in de grond dan ik trekken kan, ze halen de angel uit mijn woede om het onrecht, de blauwe vergeet-me-nieten ertussen verzachten het en vragen om  zorgzame aandacht en geduld. Uitgraven dan maar, het brengt gedachten in balans.

De Amandel is na het omver halen van de grote iep haar troost gaan zoeken bij buurvrouw Pruim en helt vervaarlijk opzij. Als ik vervolgens aan de stam ga hangen hoor ik een droge knak. Boven mijn hoofd staren haar bladeren me verwijtend aan in een wonderlijk krullend rood. Ze is wel heel erg aangedaan, die tante Amandel.  Ze schreeuwt om schimmelverdelger, maar dat hoeft niet als ze de juiste buren krijgt, leert Masanobu mij. Dat blijken dan weer Knoflook, Oost-Indische kers en Mierikswortel te zijn.

014.JPG

De dunne benen van de appel zijn langgerokt en moppert zich ook een schimmel, maar anders dan de Perzikkrul bij tante. Daar ga ik straks mijn wandelende biotoop voor raadplegen, hij heeft me in hele korte tijd al prachtige inspiratie bezorgd om nog duurzamer om te gaan met onze rijkdom op dat grote presenteerblad dat aarde heet. Het is niet langer ‘Verdeel en heers’ maar ‘Leven en laten leven’ op de manier van die zachtaardige Masanobu. De cirkel is rond, wat een mooie gedachte.