Kan een wattenhoofd nog denken? Gisteren lieten we ons de wereld van de decalcomanie invoeren en toen wilden de handen nog wel, maar het hoofd werd zo zwaar, dat er veel langszij bleef hangen. Niet fit erin gegaan, straks in de herhaling.

Vanmorgen wilde ik om vijf uur wakker worden, maar ook hier staakte het vege lijf, wat me zorgen baarde, omdat er ingevallen moest worden op een, voor mij, onbekende school in groep drie. Eindelijk had ik de kans om de ontgroening van een onderbouwer mee te maken, die in duizelingwekkende vaart alle eerste indrukken op een rij moet zien te krijgen en daar zichzelf nog steeds in terug te vinden. Wat kleine aanpassingen voor de mainstream, maar als binnenkind ben je het haasje.
Afbellen als invaller voelt naar, mensen worden dubbel voor het blok gezet. Toch heeft er niemand schuld of het moeten de twee groene pierlalaatjes zijn van mijn onderbouwgroep van dit moment. Doorgaans belandt het goedje overal en nergens en niet zelden aan arm of been. Stress en uitputting zijn dit jaar de drager niet. Minstens 8 dagen rust blaast een goede vriend van zijn toren. Ben je betoeterd, dat deden we vroeger niet. Mijn wijze moeder wist raad met een harde aanpak. Altijd rechtop blijven zitten, dan zakt het vanzelf allemaal naar beneden. We mochten aardappels schillen, tuinbonen doppen, kousen stoppen tot het tegendeel bewezen was. Zodra je kon werd het bed weer een nachtelijke vesting.
Doem denkt mee. Gaan de hartkleppen nu harder rammelen, is de brandende pijn in de longblazen goed voor een numerieke aderlating. Doet hoofd alleen watten of blaast ze het op tot een megalomaan drama. Hoe stop ik de dikke hypochonder die in mijn nerven is gekropen en valt het tij spoedig te keren, zodat gemaakte afspraken niet overhaast worden afgebroken. Voor drieën moet ik beter zijn.

Oma’s huishoudmiddelen gieren om aandacht, het stoombad, de grog, het scherpe Damposnuiven. Eerst moet de pijn weg uit spier en gewricht en het hoofd wil niet anders dan naar binnen keren. Zonder poespas, zonder thermometer, zonder pillen, zonder koffie ook. Thee en beschuit is de helende evergreen en straks de onvolprezen kippensoep. Er heeft wel een lichte verschuiving plaats gevonden. Mijn moeder zwoer bij sinaasappelen, ik bij knoflook, beiden bij bouillon.
Het heette aansterken. Aan de toon van de vriend hoor ik de magische ondertoon van bezorgdheid en dwingende voorschriften. Gisteren had ik misschien pas op de plaats moeten maken, maar daar wisten oma en mijn moeder ook een antwoord op. ‘Hadden ligt op het kerkhof en wil niet ligt er naast. Vort, in de benen en aan het werk. Er is nog nooit genezing opgestaan uit een lange bedrust.’ Ze waren hun tijd ver vooruit.
Langzaam kruipt de koorts naar het hoofd, wisselt koude en warmte af met gezwinde snelheid. Het sist nog niet als ik mijn vinger op het voorhoofd leg en de nek is ook niet warm. ‘Valt reuze mee’ constateert de huis-tuin-en-keuken-heelmeester. Monter duik ik onder. Gordijnen dicht, PC uit en in de wattenwolken dan maar. Tot drie uur. Dan ben ik beter. ‘Waar een wil is is een weg’. Staan ze daar met hun tweeën nou goedkeurend te knikken, die wijze vrouwen, of is het toch de door griep benevelde gedachte. We zullen zien.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.