Er zijn van die zinnen die blijven hangen en pas later betekenis krijgen als de brokstukken zich weer aaneenvoegen tot een verhaal na een reconstructie van de gebeurtenissen. Zoiets gebeurt, onder andere, na een bezoek aan een arts. Op het moment zelf, zie ik, dat hij een heel modieus overhemd aan heeft met verfijnde streepjes en bij de manchetten een tegengestelde streep. Ik zie een hand die door zijn haar strijkt om een vermeende weerbarstige lok naar achteren te dwingen vlak voordat hij de computer induikt. Ik zie een lichte frons tussen zijn ogen, daar waar mijn denkrimpel zit.
Later hoor ik de woorden terug. ‘Infectie succesvol bestreden, minder dan vijf, versnelde polsslag, 95, vocht achter de longen, afspraak radiologie, diverse oorzaken, zou ook arteriosclerose , decrementie, zien we later weer verder, uitslag foto, met telefoon. Mijn aanvullende informatie bestond uit; ‘Goh, nooit zo’n hoge pols’. ‘Ach, net als mijn lekkende hartklepje.’ Vragen spatten, als zeepbellen, voortijdig uiteen. ‘Hoe zit het met de Cholesterol, verhoogde bloeddruk, verdwenen bloedddrukpil.’

‘Gooi maar in mijn pet, ik zoek het later wel uit’, zei men vroeger. Precies datgene wat ook gebeurde. Beduusd sta ik, verpleegkundige en om de dooie dood niet gauw onder de indruk, weer buiten. Oké. Adem in, adem uit, met een beetje hijg en piep. Het briefje. Ik staar naar de brede rug voor me, bij de balie, lees de dansende woorden. O ik hoef daar helemaal niet te staan. Ik mag de afspraak zelf maken. ‘Niets aan de hand,’ sust mijn optimistische kijk op het leven. ‘Vocht door de longontsteking. Je hijgt en puft ieder najaar weer.’ Maar de kleine zwarte kobold heeft zijn werk allang gedaan.
Achtereenvolgens voltrekken zich de handelingen. Ziekenhuis bellen, afspraak maken , spoorslags ernaar toe, wachten bij afdeling A, voor een gewone Thorax, vul ik zelf gemakshalve in, omdat de mensen die door stiefelen naar B veel harder kreunen en steunen. En dan een blaag van een röntgenmannetje. Riedelt zijn verhaal over bovenlijf ontbloten, kettingen af etcetera. Hij vangt mijn grap niet, als ik hem snedig antwoord bij zijn opmerking over mijn longen, die langer zijn dan hij gedacht had. ‘Ze zijn een beetje uitgelubberd’. Zuur antwoordt hij, dat hij daar niet op ingaat. Medisch correct, maar niet bij het vervolg van zijn informatiebandje, die me mededeelt weer aan te kleden, maar waarbij hij voortdurend niet naar mij, maar naar mijn lijf kijkt. ‘Zo’n snotaap’, zou mijn moeder verontwaardigd roepen als ze het had meegemaakt. Ik had een ander woord als een donkergrijze wolk boven het hoofd hangen. Het liefst had ik een trap tegen de deur gegeven. Frustratie ten top.

Thuis komen de vragen, kinderen, vriendinnen, zussen. Ho ho ho. Het is geen acuut longoedeem hè, niet te veel googlen. Het duurt even tot ik mezelf en hen weer tot de normale proporties heb gepraat. Het is natuurlijk gewoon een gevolg van de infectie. Geef het nog even. De uitslag van de foto is er pas maandag(er staan twee werkdagen voor). Tot dan krijgt het elk voordeel van de onwetendheid. Andere bedenksels zijn olie op het vuur. Ik zit op de bank als een Pasha in India en laat me het bezoek van vriendinnen aanleunen. Mijn hoofd en gedachten verzet ik met mooie zwart/witten, in houtskool en grafiet, ingewikkelde en makkelijke, alles om denkstromen te laten kabbelen en om de tuin te leiden. Maar de waard rekent buiten zijn gasten. Ze komen ’s nachts geniepig om de hoek kijken, als liggen op die linkerzij wat problemen geeft en ik me wentel, van de rug naar de andere en terug.
‘Er was eens een vrouwtje. Ze ging naar de dokter. Ze had ….en daar gaan alle lichten op rood en rinkelen de alarmbellen. Doemscenario’s lopen het hoofd uit, vermenigvuldigen zich met andere grote kwalen, tekenen een monsterbeeld. Ik tik de computer aan en open, geef ze een podium en zorg ervoor, dat slapen straks weer mogelijk is.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.