Uncategorized

De laatste regen.

Vannacht kreeg ik de pageturner van de Newyorker van 9 mei 2014 onder ogen, met een artikel van Ruth Margalit met de indringende titel ‘The unmothered’ onder de aandacht bracht. ‘De Ontmoederden’ maar in essentie ook: ‘De Moederlozen’.  Later in het stuk bleek dat deze omschrijving op het conto van Meghan O’Rourke kon worden bijgeschreven. Een ontologische aanduiding, omdat het eerder een bestaansrecht uitdrukte, ‘het Zijn’, met de nadruk op het afwezig zijn ervan, dan een omschrijving. Gedachten stokten bij het lezen ervan op moederdag, een onmoederdag, onze onmoederdagen van de zussen en de broers en mij, die al jaren duurde, 27 jaar om precies te zijn en die zo voelde, elke moederdag weer.

Toen deze Ruth zeven jaar oud was was er een show op televisie waar zij en haar zus dol op waren en die in de uitzending opmerkte, ‘dat ze moeder moesten vragen de televisie harder te zetten’. De moeder van Ruth sprak daarna de historische woorden: ‘En wat als je geen moeder hebt’. Drie jaar na de dood van haar moeder op Moederdag bleef deze zin in haar hoofd hangen. Het is Moederdag, maar wat als je geen moeder hebt. In die dagen stond er ergens een willekeurige oproep  om moeder te bellen die dag. Hoe ze het ook probeerde te bagatelliseren als een dag die goed was voor de handel en anders niet, knaagde het en  schreef ze, dat ze vanaf dat moment Moederdag ingelijfd had op haar persoonlijke treurkalender.

Ze verhaalde over het lijden en de dood van haar moeder en wat dat met haar deed om als moeders dochter aan de zijlijn te moeten staan en niet te kunnen helen. Hoe pijnlijk het was als men tegen haar zei dat ze het zo goed deed en zo sterk was, dat men niet kon merken, dat ze rouwde en hoe dat voelde als een verloochening van die moeder en daardoor dubbel hard aankwam. Dat ze met deze ervaring bij het lezen van de woorden die Roland Barthes in zijn ‘Mourning diary’ schreef, troost putte, omdat zijn beleving precies zo voelde, als zij het zelf ervaren had. “Ze is nog niet vertrokken of de wereld verdoofd mij met haar voortdurende ontwikkeling”, schreef hij. Ook bij hem dachten mensen dat hij het goed aan kon en die gedachte was hem zwaar te moede. ‘Alsof de liefde voor elkaar weer uiteen gescheurd werd’. Hij noemde het: “Het meest pijnlijke moment op het meest abstracte moment.” Het gaf herkenning en erkenning. Verdriet overvalt je immers op de meest vreemde uren.

Op de stapel naast mijn bed ligt een ander boek: ‘Hoe harder ik loop, hoe kleiner ik ben.’ Het is geschreven door Kjersti Annesdatter Skomsvold. De oude vrouw in dit verhaal is juist bang om te sterven, zonder dat iemand van haar bestaan op de hoogte was. Twee, haaks op elkaar staande, invalshoeken met een even deerniswekkend gedachtegoed. Tegelijkertijd niet minder heftig, eenvoudigweg omdat het de gemoederen bezig blijft houden en dat is precies ook de overeenkomst. Het laat niet meer los en blijft het leven beheersen. De eenzame oude vrouw uit het verhaal gaat op zoek naar de acceptatie van de dood, die ze uiteindelijk zelf in gang zet.

De treurboeken, haar buddies, zet Ruth terug in de boekenkast, als ze beseft dat ieder verdriet persoonlijk is. Ze denkt aan het leven van haar moeder als aan het verschijnsel van de ‘Laatste regen’ in Israël. Die valt na de winter en voor de droge zomer, waarbij je je altijd afvraagt of het de laatste regen is, omdat je dat nooit weet op het moment zelf, maar pas als de droge zomer aanbreekt. Ze beseft dat het verlies net als de laatste regen is. ‘Moeder en moederschap krijgen achteraf gezien de diepste betekenis met de vraag wie ze was, wie ik was voor haar en waar ze me mee heeft uitgerust.’

‘Like a last rain, my mother left behind an earthy scent that lingered long after she was gone. Like a last rain, for a fleeting moment, everything she touched seemed to glow.’