Uncategorized

De Jas!

Vanmorgen bracht de Volkskrant een mooi en indringend stuk over Wim Brands. Het was geschreven door Arjen Peters en had als statement: ‘Poëzie was voor Wim Brands de nooduitgang’.

Daar moest ik eens recht voor gaan zitten. In mijn perceptie zijn gedichten altijd een uitlaatklep om onvoorziene, voorspelbare of andere fladderende gedachten te vangen in woorden. Ze komen en gaan. Op de meest gekke momenten dienen ze zich aan en als je per ongeluk niets hebt om op te schrijven, iphone leeg, geen bierviltje voor handen, geen pen in de buurt, verdwijnen ze weer uit mijn hoofd om later, als ik geluk heb, in flarden terug te komen en daardoor meer ‘to the point’ te zijn. Ze zijn me lief. Juist omdat ze die ene seconde in het licht zetten. Dat moment dat nooit meer te vergeten valt zodra het is. Iets in de trant van :’Ik dicht, dus ik besta’.

119Julianapark

Zo heb ik mijn moeder gevangen in woorden, het Julianapark met de voetstappen uit mijn jeugd en mijn meest dierbare verwarde patiënten in mijn eerste periode op de afdeling Neurologie, die diepe, diepe indruk maakte omdat ik daar voor het eerst begreep, hoeveel geluk de gemiddelde medemens heeft, als alles nog werkt zoals het bedoeld is. De kleine parels aan het snoer dat leven heet.

Beer

niet ouder dan een jaar of vijf

een warme zomerdag

het knarsende hek

de wandeling door knerpend grint

oneindig lang duurde het eer we er waren

blije opgetogenheid als we hem zien

de Beer met water uit zijn bek

het gladde ronde steen

We vouwen onze kleine armen erom heen

en kletsen hem liefkozend in zijn nek

Julianapark

kinderplek!

(c)lemvanderlinden.

De poëzie van Wim Brands was vooral gericht op dat vangen van de juiste woorden voor de tekenende levensloop van zijn vader. Hij had er aanzienlijk veel gedichten over dagelijkse beslommeringen voor nodig om af en toe dat ongrijpbare zware aan te kunnen. Zijn vader en diens zelf verkozen nooduitgang, de vlucht voor het leven in een eindigheid die rust bracht. Vorig jaar vrij abrupt voor het gros van ons, is Wim Brands hem nagevolgd. Zijn eigen ontsnapping, door gehoor te geven aan het neurologisch onverklaarbare transmittertje, dat een uitweg zoekt naar rust en daarvoor de eeuwigheid kiest.

Die andere gedichten lijken meer nog dan de nooduitgang op een vluchtroute, een dwaalspoor. De enige manier om het podium voor zijn angst, te eindigen als zijn vader, niet te groot te maken. Door het in te vlechten tussen ‘hond en scharrelaars en duiven’ werd de nadrukkelijkheid afgezwakt. Al vond ik het drentelen langs die  Kostverlorenvaart van een troosteloosheid getuigen, waar onmiddellijk onbeantwoorde vragen een weg naar boven plaveien in mijn hoofd.

Ik was verliefd op Wim Brands en op zijn keuzes, zijn schrijvers en diens boeken. Die andere keuze ligt verder weg, maar respecteer ik en probeer ik te begrijpen. Antwoorden sprokkel ik uit zijn gedichten, vooral die over zijn vader raken elke teergevoelige snaar van het hart.  ‘De Jas’ is de ultieme respons. Omdat we nu weten dat het achteraf een vooraankondiging was. Ze vonden elkaar en liepen samen op en tenslotte, uiteindelijk, van alle banden vrij, liepen ze jaren later samen door, de lange eindeloze weg naar nergens.

De jas

Maar eerst is er een oude jas. Nu hangt hij
aan de kapstok, binnenkort wordt hij
verbannen naar het hok.

En eerst is er een avond waarop ik aarzel
naar buiten te gaan. Buiten is het koud
In gedachten trek ik voor het eerst

die oude jas aan. Ik ben alleen op straat.
Wie had dat durven hopen. Ik kijk
in de ruiten en zie

voor het eerst mijn vader in deze stad lopen.
‘Waar ga je heen?’ ‘Nergens heen.’
‘Dan gaan we dezelfde kant op.’