Is het me ooit overkomen dat ik, na het uitlezen van een boek, met een betraand gemoed even moest schuilen. Ik kan me een jeugdvoorstelling heugen, ‘De tuinen van de herinnering’ die razendknap werd neergezet door René Groothof, waarna ik zo hard moest huilen, dat ik met al die overlopende emoties regelrecht naar buiten ben gelopen om te ontsnappen aan de verbaasde blikken van de omstanders. De waterval was nauwelijks te stoppen geweest.
Vanmorgen overkwam het me, toen ik de laatste bladzijden ademloos had uitgelezen en het boek dichtsloeg. Ik was blij met de troostende armen van lief om me heen, terwijl het verhaal nog nagloeide in de beelden die zich in mijn hoofd gevormd hadden. Als in een film was het boek voorbij getrokken, nagenoeg ook met dezelfde snelheid. Verbaasd over wat me overkwam, zocht ik overeenkomsten bij de recensies her en der, om te zien of er nog meer lezers waren die meer dan geroerd uit dit debuut waren gekomen.
Er waren goede recensies maar nergens de link naar mijn ontlading. Misschien ben ik door het lezen van jeugdboeken gespecialiseerd geraakt in het filmisch voorbij laten trekken van de gebeurtenissen. Bizar van Sjoerd Kuyper heeft minstens eenzelfde emotie los gemaakt, maar een dergelijke reactie had ik nog niet eerder gehad.
Verbaasd, nee verdwaasd deelde ik het met lief en het duurde even eer ik was bekomen van het voorval. Als een boek iets dergelijks los maakt is het wat mij betreft al een goed boek afgezien van het verhaal. Het gaat om ‘Vliegen’ van Paulien Weikamp, een debuut. Dat belooft wat, denk ik zo. Als je ergens inzicht wil krijgen in de doelgroep 15+ dan is het hier. Overal is wel een bankje te vinden waar de lieve jeugd rokend en drinkend hun dagen slijten en overal zal dit verhaal moeiteloos in te passen zijn.
Ik denk aan mijn eigen kinderen destijds en aan de problemen die om hen heen loerden en besef dat ik me daar nooit ten volle bewust van ben geweest omdat andere zaken meer aandacht vereisten. Tenminste dat meende ik destijds. Achteraf zou ik naar aanleiding van dit boek wel met ze in gesprek willen gaan. Hoe was dat voor jullie. Heb ik wel voldoende naar jullie geluisterd in die tijd. Was ik niet teveel gericht op mijn eigen omgeving. De grote boze buitenwereld komt ineens intens dichtbij. Inderdaad. Op zo’n bankje in de straat of zoals bij onze school het geval was, de ‘hang’jongeren voor de supermarkt.
Hoe hebben we daar tegenaan gekeken. Altijd als groep gezien en nooit de jongeren als individu. Had ik een andere mening gehad als ik de groep uit elkaar had gerafeld, ze te zien met een eigen omgeving achter zich, waar misschien geen harmonie heerste, of juist verstikkend veel aandacht was? Had ik ze beter begrepen? Uit welke tak ontsproot de verveling? Werd er geïntimideerd binnen de groep? Wie zou de aanstichter kunnen zijn? Werden kleine jongens, die zich in loop der jaren er doorheen hadden gevlochten, als underdog behandeld? ‘Hadden we in kunnen grijpen of gebeurtenissen kunnen voorkomen als we de antwoorden hadden geweten? Ze stormen op me af, de vragen, die destijds misschien gesteld hadden moeten worden, maar we zagen ze echt als één geheel met het predikaat ‘Overlast’.
Er was in die buurt sprake van veel jeugdcriminaliteit. Door allerlei voorzieningen werd geprobeerd om dat te doorbreken. Een voetbalkooi, een buurtclubhuis, burgervaders. In golven was er overlast voor de winkel en voor de snackbar er naast. Het bushokje waar tegen aan werd geleund, sneuvelde nogal eens. Allengs leek het beter te gaan en altijd laaide het gefraseerd weer op.
Pluis bedelt om aandacht. Ze wrijft met haar kopje tegen de iPad aan en drukt mij met de neus op de letters. Daarna nestelt ze zich genoegzaam als lessenaartje. Handig. Het eerste boek is uit, de tweede op de helft nog twee en een half te gaan, want de allereerste van de vijf, een graphic novel, was al verslonden bij binnenkomst. Dat zegt veel over het verhaal.
Een van de korte verhalen die ik na de zomervakantie schreef voor de basisscholen in Nieuwegein voor groep 7 en 8, was die van het verdwenen zwaard. Hier in Nieuwegein was voor de vakantie een Middeleeuws zwaard gevonden op bedrijventerrein Het Klooster. Met die gedachte rollen en buitelen de zinnen al door mijn hoofd. Nu het gepubliceerd is, neem ik jullie mee in het verhaal van:
Het Verdwenen Zwaard
‘Er was eens, lang geleden, een edelman die op weg was van Traiectum naar Dorestad. Halverwege zocht hij een smederij op om zijn paard te laten verzorgen. Daar overkwam hem het volgende:
Uit de oude smederij klonken de hamerslagen op het aambeeld en maakten hun eigen lied. Er bovenuit zong een knecht uit volle borst mee, terwijl hij buiten de smidse het paard van een edelman onder zijn hoede had genomen, de hoeven schoon schraapte en van nieuwe hoefijzers voorzag. Het was een lied van verlangen. ‘Je had troubadour moeten worden’, lachte de edelman. ‘Bespeel je de luit?’ ‘Haha, nee Heer’, antwoordde de knecht. ‘Ik ken alleen mijn eigen stem op het ritme van het slagen van de smid’. ‘Er moet wel iets heel moois op het aambeeld liggen als de slagen dit prachtige lied omhoog laten borrelen’ zei de edelman. Trots krulde de mondhoeken van de knecht omhoog en veegde een rode blos over zijn wangen. ‘Mijn meester maakt de mooiste zwaarden uit de hele omtrek, Heer. Men spreekt van onverwoestbaar en van toverkracht. ‘Een goed zwaard overwint zichzelf en strijdt voor rechtvaardigheid’, zegt mijn meester altijd’. De edelman keek hem peinzend aan. ‘Dat zijn wijze woorden voor een smid’, merkte hij op. ‘Ik zou graag eens kennis met hem maken’. ‘Als hij een zwaard aan het smeden is kunnen we hem niet storen, Heer. Een zwaard, ononderbroken uit een stuk gesmeed geeft het onoverwinnelijke kracht’.
De Edelman keek om zich heen. De abd uit het klooster had hem voor de nacht een veilige slaapplaats aangeboden. De volgende dag zou hij zijn tocht pas voortzetten, maar vanavond had hij, voordat de maaltijd in de refter zou worden opgediend, tijd om een praatje met deze smid te gaan maken. De woorden van de knecht hadden zijn nieuwsgierigheid gewekt. Zo’n bijzonder zwaard moest hij met eigen ogen aanschouwen. In de avond wandelde hij naar de smederij, waar de smid op het bankje voor zijn werkplaats zat, met een verhit gezicht en zijn leren voorschoot nog voor. De knecht was nergens te bekennen.
‘Beste smid’, zei de edelman. ‘Uw knecht vertelde mij uw bijzondere gave’. ‘Knechten en dienstmaagden kunnenbeter de oren spitsen en de lippen sluiten’ bromde de smid en streek over zijn grijze baard. ‘Hij was trots op zijnmeester’, zei de edelman, ‘en hij had denk ik gelijk. Het zwaard dat U smeedde, was dat in opdracht of is het te koop’. De smid had de edelman al gewikt en gewogen. ‘Vertel me eens, als U het zwaard in handen had, wat zou U ermee gaan doen, Heer’. ‘Ik zou het met eerbied dragen en alleen uit de schede halen als daar directe aanleiding voor was. ik gebruik het zwaard zodat het recht zal zegevieren straks op mijn kruisvaarders tochten. Een goed zwaard zou me zeer ten dienste zijn’. De smid stond op, beende naar binnen en kwam met het zwaard naar buiten. Terwijl hij het zwaard bij het gevest uit de schede trok, orakelde hij met luide stem: ‘Wie mij lief heeft, bescherm ik, wie mij onachtzaam gebruikt voor dood en verderf krijgt met mijn kracht te maken en zal zijn kruis moeten dragen’. Waarna hij het zwaard ophief, zodat het blikkerde in de laatste zonnestralen. De edelman was onder de indruk en boog eerbiedig zijn hoofd bij het zien van dit prachtige kunstwerk. De smid overhandigde hem het zwaard en vroeg hem hoe hij er zeker van kon zijn dat de edelman te vertrouwen was. ‘Met de hand op mijn hart bezweer ik U, ‘Een man een man, een woord een woord’ en het woord van een edelman is meer dan ik U geven kan’. Toch diepte hij nog een leren buideltje op waar tien zilveren munten in zaten. Dit moet genoeg zijn om uw aambeeld en de hamer opnieuw te laten zingen’. ‘Ruim voldoende, Heer’ antwoordde de smid. ‘Gebruik het zwaard met ziel en zaligheid’.
De edelman stak het zwaard weg en liep peinzend terug naar de abdij, net op tijd voor een eenvoudig maal in de refter, dat door hem en de monniken zwijgend werd genuttigd. Alleen in de stilte op zijn brits legde hij het zwaard naast hem neer en viel, met een hand op het gevest, in slaap. De volgende morgen nog voor de zon helemaal op was, nam de abd afscheid van hem en zegende de edelman en zijn zwaard. Daarop gaf deze zijn paard de sporen.
Jaren verstreken en de vrome edelman werd een dapper kruisvaarder, die onoverwinnelijk scheen. Het zwaard had menig keer het recht laten zegevieren, precies zoals de meestersmid voorspeld had. Toen zijn zoon hem op zou volgen en eveneens ging strijden in de kruistochten, besloot de edelman nog eenmaal de meestersmid te bezoeken om een zwaard voor zijn zoon aan te schaffen. Bij een groot meer vlakbij de kleine nederzetting waar de smidse was, besloot hij even te rusten en viel van vermoeidheid in slaap.
In de bossen rond het meer joegen brutale groepen roofridders op geld en goederen. Een van hen had de edelman al van verre aan zien komen en zijn vrienden gewaarschuwd. Hun leider wist dat hij behoedzaam te werk moest gaan, omdat de man een kruisvaarder was getuige het geborduurde kruis op zijn borst. Hij gebaarde zijn vrienden stil te zijn en sloop op de slapende edelman af. Voordat hij ook maar iets kon doen had de roofridder het zwaard uit de schede getrokken en stond met de punt van het zwaard recht boven het hart van zijn slachtoffer. ‘Je geld of je leven’, dreigde zijn belager, maar hij had de woorden nog niet uitgesproken of er klonken slagen van een hamer op een aambeeld en daar bovenuit zong een sonore stem een lied van verlangen.
De roofridder stond als aan de grond genageld net als zijn makkers en hij liet van schrik het gevest los. Het zwaard bleef echter trillend staan in de lucht, draaide zich vliegensvlug om en de punt wees nu naar de overvaller. Een galmende stem klonk’ ‘Wie mij lief heeft bescherm ik, wie mij onachtzaam voor dood en verderf gebruikt, krijgt met mijn kracht te maken en zal zijn kruis moeten dragen’. De mannen wendden zich angstig af, overtuigd dat het zwaard behekst moest zijn en sloegen snel een kruis. Op dat moment vloog het zwaard met drie grote omwentelingen richting het meer, bleef even boven het drabbige water hangen en dook de diepte in. De overvallers vlogen hals over kop en sidderend van angst terug naar de bossen. De edelman, nauwelijks bekomen van de wrede verstoring en het wonderlijke voorval, zette spoorslags zijn tocht voort. Hij had een dringende vraag voor de meestersmid.
Deze zat op zijn vertrouwde plek voor de hut en streek over zijn baard. ‘Ik wist dat U komen zou, Heer. Het zwaard voor Uw zoon is klaar en heeft dezelfde eigenschappen als het Uwe’. De edelman was niet verbaasd over de voorkennis van de smid. ‘Slechts een vraag nog, Meester. Waarom verdween het zwaard zo plotseling? ‘Daar had hij een goede reden voor. Zodra dit onoverwinnelijke zwaard in handen zou komen van gespuis kon het nooit meer onfeilbaar het recht laten zegevieren. Ter bescherming hief het zichzelf op’. ‘En de rovers’? ‘Die zullen gestraft worden van hogerhand’, zei de smid en wees naar boven. Peinzend reed de edelman richting de abdij en keek omhoog. ‘’s Heren wegen zijn ondoorgrondelijk’. wist hij.
Er zijn mensen die zo eens in de paar jaar opduiken op de meest onverwachte plekken of momenten. In de Supermarkt bijvoorbeeld, op de toerit naar een bos, in de villa van een bekende zanger of in het museum. Bij sommige heb je weifelachtige gevoelens. ‘Waar ken ik je ook al weer van’. Dat zijn nog al wat maatschappelijke takken aan mijn boom. School, de kleuterkweek, het ziekenhuis, de avondopleiding,, volksdansen, de optredens met de band, de vriendenkring, het voetbal en via de kinderen. Soms is het diep graven.
Gisteren riep iemand mijn naam in de winkel en complimenteerde me met mijn blog, die ze graag leest. Het was een vrouw uit het verleden. Ze hoorde bij onze kinderen en manlief in de gloriedagen. Bij het karretje met mijn boodschappen kwam het verleden bovendrijven, maar ook het heden en wat het allemaal gebracht heeft. Niet alles blijft rozengeur en maneschijn. Haar mantelzorg slobberde om haar heen en legde het leed bloot. Dan is een winkelbezoek de verademing, het gesprek met een ander een oprechte behoefte. De boog kan niet altijd gespannen zijn. Even los te komen van wat dagelijks opduikt is een noodzaak om op te laden en nieuwe energie te krijgen. Er viel genoeg te overpeinzen op de weg terug.
Deze week van de volle maan vergt veel wakkere nachten. Dan is de IPad met haar tekenprogramma een bron van vreugde. Er wordt wat afgetekend. Niet alleen om te inktoberen, maar ook door familiekiekjes om te zetten in eenvoudige opzetjes aan de hand van foto’s. Het doet me denken aan de manuscripten uit de Middeleeuwen, toen de boekdrukkunst nog niet uitgevonden was en men eindeloos geschriften aan het overschrijven was. De vertaalslag van foto naar tekening is net zoiets. Een techniek die, om kunst te worden, kan worden omgezet in de eigen interpretatie. Het spelen ermee is iedere dag weer een bron aan ‘Aha-erlebnis’ en de mogelijkheden zijn eindeloos.
In een van die onderbroken nachten begon ik aan een van de kinderboeken voor de volgende deadline. Het grote formaat boek houdt het midden tussen een graphic novel en een kunstwerk op zich, met de prachtige, invoelbare illustraties. Het verhaal is ontroerend en spannend. Dat betekent dat, als je er aan begint, het onmogelijk wordt om het weg te leggen. Ik kan de titel nog niet verklappen, maar oh, de tijd nam een vlucht van twee uur naar vijf uur. Zo kan het zijn, als literatuur de pen scherpt in emotie en magie.
Een van de opdrachten van #inktober was ‘extinct’ wat ‘uitgestorven’ betekent. Ooit, lang geleden hadden we een project bedacht dat over de oervogel Archeopteryx en de Paradijsvogel ging. In de laatste rol was ik verkleed als een zeer kleurrijke soort Pino, die in een groot nest op het Robbeneiland(gemaakt van een grote autoband en heel veel wilgentakken) woonde. De Archeopteryx was een handpop, die vriendinlief en collega met haar gouden handjes in elkaar had geknutseld en er angstaanjagend ‘oer’ uitzag. Het was een heerlijke binnenkomer en stond garant voor vele weken spannende avonturen.
De handpop heb ik gered van de ondergang en hij ligt nu te zieltogen op de bovenste plank van de boekenkast. Af en toe mag hij even luchten op mijn hand en het stof van zijn vleugels wapperen. Dan krast hij me met veel misbaar toe. Aan de kleinkinderen heb ik ‘m nog niet voorgesteld. Daar zijn teveel echte kleintjes bij. want zijn scherpe tandjes en het warrige verenpak zijn net iets te echt voor een tweejarige. Om het goed te maken mag hij een paar dagen over de spijlen hangen.
Straks naar de fysio en voor nu…in de benen. Het is de hoogste tijd.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.