Overpeinzingen

Nog maar een week

Met Hiske Versprille in de Groene Amsterdammer van de afgelopen week duik ik even in het nostalgische woord: Rins. We waren er gek op. ‘Rinse appelstroop’ en nog knijpen mijn wangen zich lichtjes samen als ik denk aan de zachte zure noot van de appelstroop. Ze haalt aan dat ze als kind geen hout begreep van waar volwassenen het allemaal over hadden. Het komt me bekend voor. Ook ik zocht naar potjes met grote oren, die ik nooit zag, als volwassenen waarschuwend onze richting uit keken. Hiske dacht bij Diverse pannenkoeken lang dat het over de versheid van pannenkoeken ging. En bij Rinse appelstroop had ze een dorp Rins in de Betuwe verzonnen tussen de bloeiende appelbomen, maar niets was minder waar.

Ik heb er nooit bij nagedacht waar dat ‘Rins’ vandaan zou komen. Ik denk dat ik het als waarheid heb aangenomen dat het bij de ‘zurige’ smaak hoorde. Want die was overduidelijk aanwezig. Wel kleeft er aardig wat nostalgie aan het woord. Ik zie het gele blikje met de twee blozende appeltjes op de tafel met het plastic zeil in de keuken in de Amandelstraat. Altijd lekker op een boterhammetje. Wittebrood, boter, en rinse appelstroop. Als er sprake was van ijzertekort tijdens een zwangerschap was er appelstroop en rosbief om het tekort aan te vullen. Hiske vond een 17e eeuws recept met ‘Rinse wijn’, Rijnse wijn zogezegd. En daar moeten we het dan mee doen. Heel veel termen om aan te geven dat iets zuur is, zijn er niet. Hoe zou je die, in mijn ogen afschuwelijke, zure matten moeten aanduiden, waarbij je wangen zo hard naar binnen gezogen worden, dat het pijn doet aan je kaken. Geen idee. Chemisch zuur in ieder geval, als je het mij vraagt.

Het lekkerste zuur dat ik ken komt uit de Oosterse keuken en met name ken ik daarvan de Perzische keuken. Het is Sumak. Dat is gemaakt van gedroogde en gemalen bessen van de Sumakplant, die rond het Middellandse zeegebied groeit. Mmm Over de rijst alleen al met kebab erbij is het een zaligheid. ‘Alsof er een engeltje over je tong…’

Zoonlief belde lang. Hij was het weekend naar Sevilla geweest met twee vrienden en had er genoten. Vooral van de laatste twee dagen met een aangename twintig graden, korte-mouwen-weer en snufferdjes in de zon. Heerlijk. De overgang met hier is nu niet zo groot. Het lijkt wel lente. Ooit heb ik een week in de winter doorgebracht in een Spaanse stad, maar daarna duurde het hier eindeloos lang voordat de lente aanbrak. Daar had ik het toen moeilijk mee. Nu maakt het me allemaal niet meer uit. We kabbelen rustig met de seizoenen mee. Met dat ik dit schrijf, begint de zon hier te schijnen, alsof ze begreep waar ik het over had. Sevilla aan de Lek, haha.

Vanmiddag ga ik bij dochterlief op de thee. De achtertuin krijgt een metamorfose. Alles eruit en ingenieus nieuw erin. Het is een niet al te grote achtertuin. Ben benieuwd. Meer ruimte met groen, is het idee. Alles wat er niet meer in kan, mag naar onze volkstuinen. Alleen de Ginkgo is opgeofferd. Een veel te grote boom voor een stadstuintje. Als ik die wil zien, ga ik naar de oude Hortus. Daar staat de oudste van het land. Une grande Dame met een waardige aristocratische uitstraling. Wie weet, komen Lief en ik er samen nog toe.

Het grote aftellen is begonnen. Nog maar een week.

6 gedachten over “Nog maar een week

Plaats een reactie