Maak je nog wel eens wat mee in zo’n dorp vraagt men mij wel eens. Toevallig wil het geval vandaag, terwijl ik op de veranda bij de Datsja zit, dat ik vanuit mijn linker ooghoek wat zie scharrelen bij de buurvrouw in de tuin, links van ons. Dat is opmerkelijk, want de buurvrouw houdt haar kippetjes in de ren en de afgesloten voortuin nadat er ooit een door een vos gegrepen werd. De buren aan de rechterkant hebben hun sokkippen altijd los in de achtertuin, maar die gaan ‘s avonds op stok in hun hok.
Even later hoor ik de buurvrouw en zie de buurman van de overkant. Ze heeft overduidelijk hulp gehaald. Buurman heeft een stok bij zich. Ze jagen er een aantal op, maar dan hoor ik er nog vlakbij een tokken. De buurman komt kijken, port overal met zijn stok in de rommelhaag van ons, maar Niets, Nada, Niente. Geen kippie meer te zien.
Lief was ondertussen even wat te drinken gaan halen en hoorde het relaas in het Hongaars van de buurvrouw. Het achterhekje had per ongeluk open gestaan en ze waren in een oogwenk verdwenen. Ze roken de vrijheid natuurlijk, al konden ze in haar grote voortuin heel best uit de voeten.
Daarna loopt ze ineens in de tuin van buurvrouw links, die geagiteerd, want pottenkijkers op het erf, naar achteren snelt, maar die tuin zit potdicht. Dat hadden wij al gemerkt tijdens de reddingspoging van de moeder van de buuf. Zo konden ze niet ontsnapt zijn.
Ineens loopt ze in ons bos, met stok. ‘Jo Napot‘. In rap Hongaars vertelt ze het hele drama nog een keer. Ik filter woordjes, duur , kippetje, rennen. Verder kom ik niet. ‘We gaan uitkijken hoor’, beloofden we haar. Op die manier vliegt de middag om.
Met het doek ben ik nog aan het worstelen. Toch weer het gezicht verandert en misschien toch nog niet tevreden. Ze droogt nu op, morgen maar weer eens losjes er overheen. Geduld is een schone zaak.
Francine Oomen heeft weer een nieuw boek geschreven in de serie ‘Hoe overleef ik’, het zijn boeken voor pubers. In een oud interview met haar lees ik dat ze steeds vaker haar strenge innerlijke stem hoorde, die geen ruimte overliet tot lummelen maar haar aanmaande door te gaan. Ze zocht er een tegengeluid bij. Ze noemde het gedrocht in haar hoofd ‘Tang’ en het tegengeluid ‘Kloek’. Het is namelijk een kip, die tegen haar zegt dat ze niet perfect hoeft te zijn, dat 80 % ook goed genoeg is, dat je goed voor jezelf moet zorgen en dat je jezelf niet meer hoeft te bewijzen. Door deze twee tegenpolen in zichzelf te benoemen en er bewust van te zijn is de relatie met haarzelf een stuk beter geworden. Waar de ene maant, verzacht de ander. Altijd goed als je spitsroeden dreigt te gaan lopen.
Ik herken het wel. Er zijn een aantal gewoonten die ik het liefst door wil laten gaan, ook al komen ze soms een beetje in de verdrukking door andere bezigheden. Er zijn echter wel een aantal aanpassingen gedaan. Zo heb ik het tijdstip los gelaten. Schreef ik ooit om vijf uur in de ochtend, dan kan dat nu heel wel in de middag, de avond of toch de volgende dag zijn. Hoe flexibeler in tijd en plaats hoe fijner het leven zich ontrollen kan, zeker als er zeeën van vrijheid en tijd te genieten zijn.

Bovendien, de ene dag is het een beschouwing, de volgende dag prietpraat, en weer een andere keer een romantische uitbarsting of een natuurbeschrijving. Alles is mogelijk.
En zo is het goed. Vandaag dan een verhaal over het verdwenen kippetje. Ze is nog niet terecht. Lief heeft achter ook geen koppie boven het maaiveld uit zien steken. Wie weet, krijgt ze honger en dan komen ze vanzelf wel aangerend op een gegeven moment. We vinden het wel triest voor de buuf. We zullen de heilige Antonius maar weer eens aanroepen. Je weet maar nooit.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.