Overpeinzingen

Een pas op de plaats in de eeuwigheid

Op het gevaar af dat ik alles straks kwijt ben, werk ik nu toch maar even offline. Ik zit in de Datsja. Het is heerlijk weer en de dag kabbelt zoals vaker kalm voort. Wat berichten van zuslief uit Ambon, van zoonlief uit Bali en alvast speculaties over wat er straks allemaal zoal in de buurt van ons vakantiehuis in België aan activiteiten te doen zal zijn. Dochterlief had ChatGPT gepolst en die kwam met hele leuke dingen op de proppen. Tot marshmallows branden aan toe, maar daar waren onze schatjes heus zelf opgekomen. Het schijnt, dat het toch handig kan zijn om je er iets meer in te verdiepen, met name voor dit soort dingen.

De Verwondering met Annemiek Schrijver in de herhaling. Stef Bos is aan de beurt. Hij brengt hiermee een ode aan de traagheid. Hij heeft dat niet alleen vanwege het ouder worden gekozen, maar hij vindt het vooral een goed serum tegen deze tijd waarin alles zo verschrikkelijk snel en haastig moet gaan. Een paar jaar daarvoor had hij met Anita Witzier samengewerkt en privé vertelde ze hem over de begrafenis van haar vader, waarbij ze in de lange stoet achter de kist aanliep en ze zei: ‘Ik keek om en zag niemand meer.’ Stef filosofeert er op door en zegt tegen Annemiek: ‘Als je achter in de rij loopt, dan ben je vrij’. Dat beeld kwam bij Stef binnen als een donderslag bij heldere hemel en hij schreef een nummer als een ‘Ode aan de traagheid’. Mensen vinden vaak dat je de toekomst verliest als je ouder wordt, maar je wint het verleden’ zegt hij. Wat hem bij Anita gebeurde, gebeurt nu bij mij. Wat een prachtige manier om tegen het ouder worden aan te kijken. Je wint het verleden.

Hij las eens een Armeense familiekroniek en op de eerste bladzijde kwam hij deze zin tegen: ‘Als je ouders overleden zijn, wordt je pas echt geboren.’ Hij noemt het: ‘Zo’n door generaties gerijpte zin.’

Toen Stef zijn vader overleed voelde het alsof de cirkel rond was en ging zijn vader rechtstreeks zijn hart in. ‘Als er een hemel is, dan is die in je hart’. Hier moet ik even ademhalen. Want wat Stef met mooie zinnen heeft, die rechtstreeks binnen komen, heb ik ook. En in die paar minuten dat ik hem nu hoor, heeft hij zoveel moois gezegd dat ik even bij moet komen. Het gaat nog verder, maar daar zal ik later naar kijken.

Over traag gesproken. Ik zat vanmorgen onder de vijg en observeerde de vele wespen en zweefvliegen die zich tegoed deden aan al het lekkers waar de boom rijk aan was. Af en toe vielen er twee in elkaar verstrengeld naar beneden, spartelden elkaar op de grond vrij en vlogen weer op. Zo’n koddig gezicht. Daarna keek ik op. Tussen de bomen schitterde af een toe een piezeltje zon. Eerst dacht ik dat er een kolibrivlinder tussenvloog, maar dat was niet zo. Als een wesp of zweefvlieg in de zon vliegt, lichten zijn vleugels al uitwaaierend op, eigenlijk zie je dan vooral de snelheid, de beweging van de vleugels. Een fascinerend gezicht en nog nooit eerder opgemerkt.

Het leven op de Hof hoort bij die ode. Nooit doen we hier iets even snel of overhaast. Bij alles kan je letterlijk en figuurlijk stil staan. Het is een zegen in het gejakker van de huidige tijd. Als ik uit het raam kijk is er enkel groen struweel als uitzicht. Een pas op de plaats in de eeuwigheid.