Al vroeg in de ochtend klinkt een indringend melodietje dat voor de slapende camping niet te missen is. Een Slowaakse versie op het lied: ‘Hé, hé wordt wakker hier komt de bakker.‘ Een groepje fanatieke kampeerders staan al paraat op de plek waar hij stil zal houden. De eersten zullen toch ook echt de eersten zijn.
Er vlakbij staan een paar kinderen te dralen bij de plek, waar straks het dagelijkse rondje rijden met de paarden een aanvang zal nemen. Van jong tot ouder staan de kinderen met een nummertje in de hand te wachten tot ze aan de beurt zijn. Tante Pollewop is ook van de partij. Er zijn twee paarden, een met zadel en een met slechts een dikke dekenmat, als je van nummer wilt ruilen omdat je persé op een speciaal paard naar keuze wil, mag dat. Schoonzoonlief gaat naar de bakker en ik strijk neer op een bankje voor de kraal. Lief is wandelen in het bos, ten einde de voeten droog te kunnen houden.Hij is al heel lang weg, in mijn beleving. Zou je kunnen verdwalen in die immense bospartijen. Maar dan is er een app: ‘Ik hoor de bakker al’, en ik kan opgelucht adem halen, hij is in de buurt.

We ontbijten als iedereen er weer is boven op de berg bij de caravan van onze lieve schatten en gaan over tot de orde van de dag, die inwisselbaar is per minuut, dat dan weer wel. Heerlijk vrij buitenleven. Er wordt gedoucht, gezwommen, er wordt koffie gedronken en daarna nog een lunch voor wie wil. Dat is te veel voor mij. Twee keer eten volstaat. Ik neem genoegen met lucht.
We reizen af naar de stad Krupina, een stad met ongeveer 7000 inwoners. Wat opvalt is de drukke weg die dwars door de winkelstraat loopt en waar vooral ook veel zware vrachtwagens denderen, die overigens bij elke oversteek in de remmen gaan om ons voorrang te verlenen. en de hoge flats net even buiten het centrum. Kuprina betekent griesmeel. Ik probeer de reden te vinden, maar vang nul op request.
Eerst bezoeken we een postkantoor in erbarmelijke staat met als enige functionerende een viertal kloketten. De prijs van de postzegels voor de te versturen kaarten is mee omhoog gegaan met de tijd. We wandelen een rustiger straatje in met een terrasje en lopen door tot aan een rivier, waar het water laag staat en de begroeiing grotendeels het opperval vult. Riet en kattestaarten. Tante Pollewop wijst op een stenen hart temidden van de stroming. Na de rivier voor de flats is een speeltuintje, een uitgelezen kans om even stoom af te blazen.
Daarna gaan we op zoek naar ijs en spotten onderweg een kringloopwinkeltje. Dat bewaren we voor na de koude lekkernij. De temperatuur met de camping scheelt minstens zo’n 6 graden omdat het hier windstil is en de warmte tussen de huizen blijft hangen. Ik werk mijn t-shirt met lange mouwen onder mijn top uit. Ziezo, nu is het aanmerkelijk beter ademhalen. Grappig ijs, dochterlief en ik kiezen granaatappel, met een goedkoop uitziend horentje maar kraak-en-smaakvoller. Dan het beloofde kringloopje terwijl schone zoon de parkeermeters bij gaat vullen.
Vier volle rekken, een klein beetje sieraden, beheerd door een vriendelijke man en genoeg te snuffelen dus. Dochter scoort al gauw met haar geoefend oog een mooie geborduurde bloes, tante Pollewop vindt vriendschapskettinkjes voor haar en haar vriendinnen en schone zoon heeft een t-shirt aangepast die de filosoof mega mooi vindt, maar dat nog te groot voor hem is. De man vraagt waar we vandaan komen, zijn zoon blijkt in Assen een classic motorzaak te hebben. Als dank voor de afname én het praatje krijgt tante Pollewop een skibroekje cadeau. Niet nodig maar je moet een gegeven paard niet in de bek kijken, dus nemen we het dankbaar aan. ‘Daga’ leren we. (Djaga fonetisch).
Na de woeste tocht terug, haarspeldbochten zonder beschermende hekjes erlangs, valt de avond, na een heerlijke maaltijd courgette-en-tomatensoep met stokbrood. Op dat moment: Het allerlekkerste dat er is.
Buiten eten is altijd lekkerder.
LikeGeliked door 1 persoon