Gisterenmorgen na een nachtrust, waarbij de spieren nog even moesten acclimatiseren aan een lijf dat volledig was stil gevallen en het autoritme niet langer de ondertoon vormde, werd ik veel te vroeg wakker. Niet zo bijzonder. De avond ervoor lag ik al vroeg in de veren, eenvoudigweg niet meer bij machte om het hoofd rechtop te houden. Vanaf zeven uur waren alle ochtendrituelen gedaan en begon ik met in te pakken. De grote koffer. De ene helft voor Lief en de andere helft voor mij. Kasten leeg geplukt, gewikt en gewogen welke kleding er mee moest, gezien de twee verschillende omstandigheden, de eerste week een boerderijcamping in Slowakije en de tweede week een hotel in Debrecen, een van de grote steden in Hongarije. Dus wat voor het gemak en wat voor culturele uitjes.
Om half tien begon het lijf te protesteren. Pas op de plaats rust, betekende dat. Liggen, ogen sluiten en helemaal niets, niet denken, niet bewegen, niets doen. Met een uurtje ging het beter. Alles ingepakt, ook beddengoed en handdoeken en Agaath en haar Tommetje liefdevol ingelicht. Farm en Kemping Lazy, Slowakije. Er was opnieuw regen voorspeld rond Budapest, maar dat bleek niet het geval te zijn. We tuften vrolijk over de wegen onder een blauwe lucht met witte watten wolken. De grensovergangen golden nog als overgangsgebied. Hongaarse, Slowaakse en Duitse woorden op de borden.
Het landschap ging langzaam over in glooiende dichte bossen. Minder strak, minder ‘onderhouden, met veel meer kreupelhout en ook hier rijen stammen naast de weg, die bijna achteloos leken neergegooid. Hetzelfde gold voor de weggetjes door zo’n bos heen, die we geacht werden te volgen om op locatie te kunnen komen. Nauwelijks verkeer. Gelukkig maar. Passeren was een moeilijkheidsgraad van passen en meten. De berm kon je namelijk niet in, omdat met geen mogelijkheid te zeggen was of die onder het weelderige struweel recht naar beneden ging of eerst nog wat grond.
Stoppen voor een spoor, waar een man nog handmatig de wissel moest omzetten. Lang niet gezien. Het duurde en duurde voordat er een tweede trein kwam na de eerste boemel. Al die tijd gebeurde er niets.

Ergens in een van de bossen wilde een ree oversteken vlak voor een auto voor ons, maar schrok, en bleef van de weeromstuit uithijgen aan de rand. Foto, voordat ze weer verdwenen was. Toen we langzaam optrokken, hinkstapsprong ze met haar hindebeentjes het bos in. Mooi moment.
De camping lag in een dal. Heerlijk ruim opgezet, iedere tent of caravan een vuurplaats, geen haringen van de buuf in je voortentje. Hartelijke omhelzingen met dochterlief, schone zoon en de filosoof en tante Pollewop, die ons onmiddellijk meesleepten om de dierenhave te laten zien. Ze werden net gevoederd. Het enorme varken Trudy en haar kompaan, het hangbuikzwijntje Ukkie. Knorrend deed Trudy zich voornamelijk te goed aan het veevoer.
Het verhaal rondom het varken was als volgt: Er was in de boomgaard een goed pruimenjaar geweest en de varkens,Trudy en haar zus, hadden ze veel te eten gekregen. Maar zuslief stierf en Trudy werd doodziek. Eenmaal opgekalefaterd hoefde ze niet meer, net als haar voorgangers, na zes maanden naar de slacht, maar mocht ze blijven. Pruimen waren in feite haar redding geweest. Er waren geitjes en kippen en iedereen en alles dartelde om de dieren, lagen in diverse hangmatten, sprongen op de trampoline rond. Er was een winkeltje met het hoognodige waar je kon pakken en schrijven. Het ouderwetse vertrouwen.
Dochterlief had een heerlijk feestmaal bereid bij hun caravan en werd vooral het feestelijke ruimschoots omlijst met de laatste avondzonnestralen, een warm gesprek en een biertje of een wijntje.
De caravan stond op een mooie plek en was van alle gemakken voorzien. Even wennen aan de afmetingen, maar wel met een toilet, voor ons een zege.
We sliepen achterin, het leek bijna een kajuit of een kleine bedstee, maar knus om dicht tegen elkaar aan te kruipen en dat was na maanden gemis geen straf.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.