Overpeinzingen

De stilte die in de straten hangt

Een interessant gesprek op het schoolplein van de kleine krullebol ‘s middags, met drie meisjes die op de BSO blijven. Ze vragen ‘van wie ik ben.’ Ik vertel ze wie ik kom ophalen. Ze willen weten hoe ik heet. Als ik mijn naam zeg, kijken ze elkaar aan en proesten het uit. Er is een ondeugende blik in de ogen van de grootste. Ze vertelt, dat zij Eva en Sarah heten en giebelen daar zo bij, dat duidelijk is dat ze me voor het lapje houden. De kleinste zegt dan: ‘Ik zeg het eerlijk. Ik heet Lois.’ De ander geeft dan ook toe. Als ik vertel dat ik ook een groep had, vragen ze naar de namen van de kinderen. Ik noem er een paar. Ze vinden het gekke namen, als ik naar de namen van de kinderen in hun groep vraag worden een heel andere soort namen genoemd. Inderdaad. Daar zit al verschil in. In pakweg, hooguit tien jaar. Zo snel gaat het dus. Iets om mee te nemen. Verder hoor ik nog dat ik oud vel heb en wat ik zou doen als iemand stout deed. Daar filosoferen we een beetje over. ‘Als jij niet straft, wat doe je dan.’ ‘Dan praat ik met ze.’ Daar moeten zij weer over nadenken. Tijd om ze te laten.

Op de terugweg van zoon en de drie rakkertjes staat het verkeer vast, dat betekent de alternatieve route en via een korte opfrisbeurt thuis ben ik net op tijd op onze eetafspraak met de leesclub in het Indiase restaurant. Het is mijn lievelingskeuken juist door de harmonie in keukenkruiden en de pittigheid ervan. Het gesprek rolt al vanaf het begin alle kanten op. Soms centraal, soms met elkaar, afhankelijk van de afstand en het gehoor. Voorgerechtjes voor twee, twee maal, voor ieder een klein hapje en daarna kiest ieder een hoofdgerecht. De jongen die ons alles komt brengen heeft een open blik en is zeer gastvrij. De vrouw eveneens.

Het is een gemoedelijk kouten daar. Ik vergeet foto’s te nemen van het heerlijks dat we krijgen opgediend. Er komt een motor in beeld, een Moto Guzzi, een prachtig oud exemplaar uit California. De keuze uit een zwarte of een wit met rode moet nog gemaakt worden. Door het verhaal heen sijpelt puur verlangen. Een droom wordt waar gemaakt. Geen race monster, maar een bejaarde en toch imposante heer met een robuust uiterlijk die langs ‘s Heren wegen tuft. Het is hem gegund. Vrouwlief vindt het maar niets en dat moet weinig uitmaken. Ieder zijn pleziertje, vinden we unaniem.

Als het eten komt vragen we hier en daar wat uitleg. Wat zit er in de roti wat het zo heerlijk maakt. Geheimen worden verklapt. In de roti zit komijn, knoflook en ui. Onthouden. Er is Indiaas bier dat Kingsfisher heet met een plaatje van een ijsvogel. Even napluizen en ja hoor. Waarschijnlijk nog een overblijfsel uit het koloniale tijdperk. We horen de verschillende plannen voor de vakanties, de kinderen komen aan bod, behuizing, werk en de werkdruk en het boek dat we voor de volgende keer aan het lezen zijn, wordt genoemd. De aangever heeft het al uit en een ander is op de helft. De keuze voor ‘Narcis’ van Judith Fanto was ditmaal unaniem en het loont zich. We zijn een mooie groep vinden we. Het is in balans door de samenstelling van drie mannen en drie vrouwen die ieder op eigen wijze een boek beleven en daarmee al filosoferend in de groep het huidige bestaan onder de loep nemen.

De keuze bij het nagerecht was opmerkelijk. Voor de mannen bolletjes ijs met slagroom al dan niet met cake en voor de vrouwen thee of koffie. Als we als laatsten deze knusse stek verlaten en de uitbaters bedanken, nemen we afscheid. Fijne vakantie iedereen en tot na de zomer. Terug naar Agaath wordt er gekuierd om alle mooie momenten te laten bezinken. De avond omlijst het met de stilte die in de straten hangt.