Overpeinzingen

Dat dan weer wel

We staan voor het raam in het oude huis en kijken uit op de achtertuin beneden ons. De deur staat open. Het is een heerlijke zomerse dag en de zon laat zich van haar beste kant zien. In de vensterbank staan drie bronzen musjes dicht bij elkaar. Tegen het blauwe zwerk scheren ranke snelle gierzwaluwen en we luisteren naar hun hoge schrille gieren. Ze kijkt ze na als een groepje al dartelend voorbij scheert. ‘Hier hou ik zo van,’ zegt ze en daarmee zet zich dit moment voor altijd vast in mijn hoofd. Het is bijna de dag waarop het afscheid komen zou.

Er staat een kleine bronzen mus uit de vensterbank voor het oude enorme computerscherm op de werkkamer hier. Met het beeld in mijn hoofd dat erbij hoort en al die andere mooie momenten samen waarin we stukje bij beetje afscheid namen van elkaar, en voor haar, van de natuur om zich heen, vormen ze haarfijn en scherp de herinnering. Voor eeuwig. Bram Vermeulen zong het zo mooi. ‘En als ik dood ben, huil maar niet. Ik ben niet echt dood moet je weten. ‘T is maar een lichaam dat ik achterliet. Dood ben ik pas, als jij me bent vergeten.’

Gisteren liep ik door de supermarkt en genoot alleen al van het zien van al die vertrouwde producten en tegelijkertijd viel de enorme verscheidenheid me op. Wat een luxe. Pastasauzen in alle smaken. Ze staan er rijen dik, twee schappen vol. Keuze te over. ‘Keuzestress’ zou Lief zeggen. Ik zoek naar het vertrouwde van daar en hier. Het maakt niets uit, omdat de meest basale simpele variant er bij beiden is en garant staat voor een even lekkere saus als de meest ingenieuze. Waarom men voor een steeds groter wordende verscheidenheid kiest, blijft verwonderlijk. Het maakt de keuze niet makkelijker als je er gevoelig voor bent.

Vandaag is zoonlief jarig en dat brengt me altijd weer terug in de tijd, bij het moment, dat we, alledrie werkzaam in de onderbouw, de directeur zouden gaan vertellen dat we toevallig tegelijk zwanger waren en ook nog rond dezelfde tijd zouden bevallen. De hele onderbouw in een keer uit het zicht verdwenen. Hilarisch en schokkend tegelijk. Het baarde ons ook zorgen. Wie zou dat stokje van ons overnemen en waren dat dan ook Jenaplanners. De zorgen voor de directeur waren groter, want die moest het gaan regelen. Qua bevalling kwam de tweeling van vriendinlief een maand te vroeg, een dag voor zoonlief zijn opwachting maakte, en twee maanden later was de derde bevalling een feit.

Het is goed gekomen. Ik keerde na twee jaar terug naar dezelfde groep en moest wel slikken toen ik merkte dat er in essentie toch nog veel veranderd was, maar van lieverlee viel het terug te draaien of te verbeteren.

De koffers zijn uitgepakt, de boeken staan op hun plek, het stof is van Agaath gewassen en vanmiddag is mijn haardos aan de beurt. In de vroege avond komt er een kleine delegatie familie op bezoek. Schone dochter maakt een hapje klaar en in bescheiden mate vieren we zoonlief zijn jubileum. De tijd vliegt net zo snel als de zwaluwen scheren.

Lief heeft een mooie mindset gemaakt doordat voor- en achterland vloeiend in elkaar op aan het gaan zijn en het één geheel aan het worden is. Voorheen was er altijd een scherpe scheidslijn. Hij zal de voortgang middels foto’s tonen, zo kan ik er toch van meegenieten. Het is fijn en een mooi vooruitzicht, dat het ‘straks’ een grote Hof zal zijn. Een kwestie van de lange adem. Dat dan weer wel.

Een gedachte over “Dat dan weer wel

Reacties zijn gesloten.