Wakker worden rond een uur of vijf, samen met Lief die uit bed stapt omdat er werk aan de winkel is, volgens het tropenrooster. Vanmiddag houden we om een uur of één op en brengen de dag in kalme stilte door op de veranda van de Datsja. De 32 graden vraagt om kalmte, onthaasting, om alles uit je handen te laten vallen. Gisterenmiddag maakte ik toch wat nieuwe aanpassingen aan het doek en het water liep me, bij drie streken, al tappelings over de rug, terwijl ik echt nooit transpireer. Blokhut+Hitte=Sauna.

Het prachtig geschreven ‘Oever’ een debuut van Ludwig Volbeda leest als een trein. Er staat op iedere bladzijde wel een zinsnede of een woord waar langer over te denken valt. Zo wordt er gemijmerd over onkruid, meikevers, tekeningen op bushokjes en hoe anders er tegenaan gekeken wordt als bijvoorbeeld die tekeningen in een museum hangen, waar ze ah’s en oh’s zouden scoren. Grappig om door te mijmeren en te bedenken dat Banksy dan eigenlijk het omgekeerde doet. Hij laat kunst op plekken bloeien waar onkruid groeit of zelfs helemaal niets. Die laatste ingeving is van mezelf en niet van Ludwig. Op die manier blijven boeken een bron van inspiratie.
Buurvrouw maait voor de tweede keer deze week het gras in haar voortuin. Het moet milimetertjes-kort van haar en naar mate ze ouder wordt, wordt die gedachte versterkt, zo lijkt het. Ze heeft waarschijnlijk te weinig om handen, nu haar man in een opvanghuis zit na zijn afasie. Het stuk grond aan de achterkant had ze uitbesteed aan een man met een bosmaaier, professioneel, met oordempers op en een perspex kap voor zijn ogen.
Gisteren een appje van zoonlief. Ze hadden de poes laten inslapen. De drie rakkertjes hadden hem de hele week nog flink geknuffeld. Hij heeft een mooi plekje gekregen. Ik moest denken aan de kringen over rouw in de groep. Alles van zielig en dood mocht gedeeld worden. Oma’s, opa’s, maar ook cavia’s, tamme ratten, poezen, honden, en hamsters, een tante, de buurman, een lievelingsboek dat verdwenen was. In een notendop kwam boven tafel hoe verdriet werkt en hoe je het handen en voeten kon geven. Soms duurt het heel lang, soms is het slechts een momentopname, soms is er fysieke pijn, soms waait het voorbij als een stormwind. Wat hielp was het feit dat je je verhaal kon doen. Gedeeld verdriet is minder zwaar. Het tekenen of schilderen erover hielp ook altijd.
Als iemand een dier dood gevonden had, bijvoorbeeld een muis of een mol, en het mee naar school genomen had, dan gingen we het ritueel begraven. Wel eerst goed bekijken natuurlijk, en niet zoals een stagiair had bedacht, die zijn gevonden mol met scalpeltjes open wilde maken om van binnen te bekijken. ‘Daar waren ze nog net niet aan toe’, legde ik hem uit. Maar ontdekken dat er verschil is tussen dode en levende oogjes is ook al heel wat waard. De mol werd op een kussentje gelegd, die door een vrijwilliger werd gedragen en met de lange rij van kinderen er achter, die op de wijs van de dodenmars van Chopin, de Marche Funèbre, tam tam tadam tam tam tadam tam tam tada dam tafam tam tadam, met statige schreden achter het elektriciteitshuisje werd gebracht en daar in een piepklein kuiltje begraven. Niet zelden met een mooie steen, een takje of een of andere gevonden markering erop. Daarna waaierde het stel weer uiteen om lekker verder te spelen. Zo werkt dat. Dood en leven naast elkaar.
Ziezo. Lief heeft de bekeuring betaald in het kleine postkantoortje om de hoek. Het is drie keer per week van 8 tot 10 geopend. Nu kan het van ons afglijden, anders blijft het als een zwaard van Damokles boven je hoofd hangen. Niets is zo heerlijk als een onbezorgd gemoed en goedkoper.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.