Gisteren kwamen we om acht uur aan op ‘Der Hauptbahnhof’ en om twee over reed een taxichauffeur van weinig woorden ons richting de Fasanenstrasse en zette ons midden op straat af voor het hotel. Klasse. Vriendelijke jonge gerant, supermarkt om de hoek en de avond kon beginnen. Maar echt niet voor al te lang. De moeheid sloeg tot in de kleinste vezels toe. Ruim tien uur onderweg geweest was zelfs het vege lijf teveel van het goede. Rond een uur of tien zakten de oogjes onder zeil.
Als een roosje en verkwikt werden we wakker. Dat was wonderlijk voor een eerste nacht in een vreemd bed. Het was de stilte, wisten we allebei. Dit hotel muntte uit in zwijgende muren, geen geluiden van de straat of van de buren, maar een rijk aan geluidloosheid.

Het programma voor deze dag was al gauw gemaakt. Eerst de dierentuin, die op loopafstand was en daarna museum-insel, waar vijf musea op een eiland in de Spree om de aandacht streden. De wandeling naar de Zoo, de oudste in Duitsland, was goed te doen. Het was eigenlijk heel bijzonder. En omdat er sneeuw lag en omdat we dieren zagen, die we nog niet vaak van dichtbij hadden meegemaakt. De tweelingpanda bijvoorbeeld, de neushoorn in vol ornaat, mannetje en vrouwtje, de tapir al neuzend naar voedsel, de grote roofvogels, havik of adelaar, en een giersoort. Natuurlijk zagen we nog veel meer, de nachtdieren, de katachtigen, de apen, waarbij we vooral de bonobo’s er nogal aangedaan uit vonden zien. We zijn altijd aan het zoeken naar aanvaarding omwille van het leerzaam vermogen en de leefbaarheid van deze prachtige leefbare wezens. Dat maakt dierentuinen dubbel. Maar wat een ontzag voelde ik voor de twee oerwezens, mijnheer en mevrouw neushoorn, met hun geschubde vellen. Imposant. Na een twijfelachtige Italiaanse brunch met uitzicht op de bloeiende kornoelje struiken was het tijd voor de volgende ontdekking. Met de metro of de stadslijn lukte niet een twee drie en na wat vijven en zessen en snerpende kou besloot Lief als eerste de verleidelijke taxi’s maar te nemen. Wat een zaligheid voor dat moment.
Bij het eiland waren de wegen afgesloten, dus hij zette ons vrij aan het begin af maar dat was helemaal prima want daar konden we ons vergapen aan de grootheden der aarde. Wat een gebouwen, wat een beelden en wat een weelde. Zoveel architectuur en schoonheid om ons heen. We liepen het ‘Alte National Galerie’ in met beelden uit de oudheid en Rodin en doeken met voornamelijk 19e eeuwse schilderkunst. Oh, alleen het gebouw al was de moeite meer dan waard. Korte rijen om binnen te komen en daarna een wereld van ongekend genot, veel mensen in alle soorten en maten, kunst te over, en banken in overvloed. Dat laatste was meer dan welkom. En om de kunst te bewonderen en om de mensen te observeren en tegelijk uit te rusten of wat belangrijker was, op adem te komen. Scholen die een rondleiding kregen van een jubelende vakdocent. Teeners nog die gniffelend soms wegdoken bij te veel bloot of te langdraderige verhalen. Een nerdie die er als de kippen bij was om met de leerkracht in conclaaf te gaan en zaalwachten die het stel met argusogen op de hielen benaderden.
Mijn grote voorkeur had Max Liebermann en zijn werk, maar de doeken van Manet, Degas, Monet en ook de mindere Goden als Couture, Courbet en Fritz von Uhde vielen op.
Rond vijf uur tolden onze hoofden. We besloten dat genoeg genoeg was en wandelden de rest van de Insel af, on oh’s en ah’s vervallend, om de grandeur die dit Berlijn ten toon spreidde. De dalende zon maakte het spectaculair mooier. Nog even hoofdbrekens over hoe thuis te komen, maar we snapten hoe de Stadsbaan werkte, door een vriendelijke meneer in weer zo’n hokje uitgelegd en vergaapten ons ondertussen aan de grootte van het station. Een wereld op zich, dit komen en gaan.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.