Overpeinzingen

Dat belooft wat

Terug in de tijd. De verjaardag van mijn moeder:

Mijn moeder was al vroeg in de weer om alles in stelling te brengen voor eventueel te verwachten bezoek. De dag ervoor was ze op haar fiets naar de Aldi op de Amsterdamse straatweg gegaan en in die tassen aan de bagagedrager en aan haar stuur zat de frisdrank, de zoutjes, de kaas, de metworst, de augurken en alles wat nodig was om de feestvreugde te verhogen tegen de meest schappelijke prijzen. In de vroege ochtend ging ze naar Bakker Boonzaaijer om de bestelde sneeuwballen in te slaan, steevast een lekkernij op elke verjaardag, een feest op zich. Mmmmm. Zalvend zachte crème in besuikerde verse vettige witte broodjes.

Stofzuigen en poetsen was gebeurd, de koffie verspreidde een heerlijke geur, de schoteltjes stonden klaar om de koffievisite te ontvangen, want vanaf tien uur in de ochtend tot laat zou er visite zijn omdat ze altijd en met verve haar verjaardag vierde. Er zou soep zijn en huzarensalade, pepsels in de glazen naast de sigaretten en sigaren, plakjes cervelaatworst om augurk gewikkeld, osseworst en paardenmetworst, frisdrank, jonge jenever en advocaat. Het bezoek kwam met een bloemetje, chocola, eau de cologne, een geurende zeep, viooltjes voor in de vensterbank en alles werd in grote dankbaarheid en met blijdschap begroet. Algauw vulde de kamer zich met een mengelmoes aan geur en kringelende rook trok ter plekke een mistgordijn op, geroezemoes, gelach, tevreden gezichten.

Gisteren was ze jarig. 106, waarvan 34 jaar op een wolkje. Uitgerekend gisteren had de zon zich verstopt. We waren bijeengekomen bij zuslief. Schuimgebak, een van de andere lievelingen van mijn moeder, bij de thee of koffie. Jassen aan en gaan. Naar de Kooikerplas. Een kleine wandeling van zo’n vier kilometer of daaromtrent. Bijpraten, vogels en eenden observeren door de ogen van foto-zus, die ze altijd op scherp had staan, eidereend, kuifduiker, wintertaling, krakeend. De ijsvogel en de uilen zien we niet, zijn er niet wellicht. We babbelen bij en puffen uit, leunend tegen bruggetjes of op een bankje aan het begin. Kalmpjes aan, dan breekt het lijntje niet. We lopen de hele plas rond. Het oogt een beetje troosteloos, zo zonder zon, maar het is fijn om bij elkaar te zijn. Twee loze vissertjes sturen een miniatuurbootje met aas de plas op, wist broerlief te vertellen. De hengels staan uit. Het blauwgroene water vertrouw ik niet. Zouden ze alleen maar sportvissen?

Uitpuffen op het Rond en het feestelijke samenzijn wordt afgesloten zonder pepsels maar met bitterballen en een wijn, koffie of thee en moe in ons hart.

Thuis ligt het boek van Tamsin Calidas in de bus. ‘Ik ben een Eiland’. Ik lees een stukje. De beschrijvingen van een woest stuk Schots landschap spreekt me aan. Regen, meeuw, rotsen, kroeg en er tegenover dat leven in Londen als een trui die te krap zit, waarin je hengelt naar bevrijding. Oban, nooit van gehoord. Raynor Winn van ‘Het Zoutpad’ schrijft er een opmerking over die op de omslag komt. Bij de eerste zin zit je al in dezelfde sfeer als het Zoutpad opriep, overgeleverd aan de elementen van de natuur, opspattend zilt water, wind die aan je kleren rukt, krijsende meeuwen, bulderende golven. Dat belooft wat.

2 gedachten over “Dat belooft wat

Reacties zijn gesloten.