Overpeinzingen

Zin in

Het zicht op de wereld is deze nacht, met de opkomende mist, sterk veranderd. Na de vage daken zie ik slechts nog de contouren van een bomenrij. Het kantoor erachter met zijn grote neonreclames op de gevel is weg, foetsie, geen piezeltje neon breekt door de grijze massa heen. Wonderlijke gewaarwording. En dan is dit maar tijdelijk. Ik denk aan al die mensen die deze ochtend een totaal ander aanbeeld te zien krijgen, maar dan voorgoed. Weggerukt is die vertrouwde omgeving. Het huis van de buren, de jongen die de kranten de brievenbus inwerpt aan de overkant, de roze vlinderstruik vol met zoemend en fladderend geluk. Zwart geblakerd, weggevaagd.

Op sociale media kom ik het lied van de troostvogel tegen, de tekst is van Drs. P en er is een vertolking van Herman van Veen, maar hier wordt het gezongen door Jelka van Houten, wiens oudste dochter er mee thuis kwam van school. Daar had hun leraar het aan de groep geleerd, vertelde ze bij Groentenman op Zondag. Ze zong het ter plekke samen met die groep. Ik kende het ook niet, het is prachtig. Je zou iedereen deze troostvogel gunnen.

In de biografie over Betje Wolff lees ik over de brand in de houten Amsterdamse schouwburg en de reacties van de rechtzinnige dominees daarop, die citaten uit de bijbel aanhaalden, waarin God dreigt vuur te zenden naar de wufte steden en de woedende reactie van Betje daarop: ‘Ontaarde Menschen,…durft gij wel zo liefdloos wezen?/Schynheiligen, hebt gy dan harten als staal?’ Dappere Betje en dat in 1772. Destijds hadden ze ook een vorm van sociale media. Men schreef pamfletten over van alles en nog wat die, al dan niet met vooraankondiging in de kranten, werden gedrukt en verspreid en vooral gelezen, waarop dan weer reacties kwamen in voors of tegens. Het blijft een boeiende historie.

De film waar we gisteren in de middag naar toe wilden had nog slechts plaatsen vlak voor het scherm. Dat zou niet aangenaam zijn geweest. Nu zit het in het vat voor donderdag, plaatsen op de achterste rijen op de hoek. De film is ‘A real pain’, van Jesse Eisenberg. We hebben er zin in.

Het betekende wel, dat ik derhalve door kon met ruimen. De trommel van zijn vader naar de oudste zoon, waar het vooralsnog de meeste overlevingskansen heeft, samen met de twee plastic bakken van onder de werktafel. Twee tassen met elpees naar dochterlief, kledingkast verder uitgeruimd, de inhoud van een boekenkast overgeheveld naar de andere. Alle dagboeken staan weer bij elkaar. Lief heeft nu in de kast bij zijn werktafel ruimte voor printer en mappen. Het overtollige spul mocht opnieuw naar de lang-zal-ie-leven-kringloop. Dat doen we direct er achteraan.

Als je eenmaal begint met schoon schip maken, krijg je de smaak te pakken. Straks, na Texel, zal ik er mee door blijven gaan, tot aan de laatste te verdelen spullen toe. Het ladenkastje met de sieraden, klatergoud en kralen van generlei dan emotionele waarde wil ik met de dochters eerst bekijken en dan in de groep gooien. Het antieke kastje mag ook mee. Elke kastruimte die er in een huis is, vult zich ongemerkt en met het oog op een eventuele nieuwe fase zijn wij de meest aangewezen personen om er bressen in te slaan. Ze krijgen al genoeg om door te worstelen. Als een appartement of een klein huisje op de hei(dat laatste liever) zich aandient valt er makkelijker te verkassen nu dit werk al gedaan is. Belangrijk ook dat het in rust en met aandacht gebeurt. Bij een verhuizing moet het hals over kop, voorzie ik.

Straks gaat het haar in de henna. Lief gaat aan de koffie met een van zijn nieuwbakken vrienden. In de middag is dochterlief aan de beurt. Gezellig op de thee en een hapje mee-eten, maar vooral bijkletsen. In de zomervakantie gaan we in een gehuurde caravan op hun lievelingscamping staan voor een week, zij zijn er dan ook. Ze stuurt een filmpje van een avondwandeling in de zon en een juichende filosoof en tante Pollewop. Ik heb er nu al zin in.