Terwijl mijn mannetje op het doek eindelijk weer naar het kind keek, nadat ik ontdekt had dat de ogen veel te hoog zaten, liep ik even door het herfstbos om wat los te komen van het beeld in mijn hoofd en ook om de spieren wat los te gooien.
Het was er nat en stil, geen vogeltje te horen. Of wacht eens. De app pikte toch de koolmees, de vink en de roodborst op in die volgorde. Maar hoe ik ook keek en tuurde er was niets te zien in het kreupelhout langs de zijkanten van de tuin, of toch. Ik zag nog net een kleine winterkoning van de onderste takken wippen.
Middenop het pad en het natte gras lagen ineens allemaal spetters wit. Het leek bijna of iemand een verfkwast rond geslingerd had. Dat kon toch niet zo zijn. Er zit iedere avond een grote groep fazanten in de bomen. Misschien daarvan? Maar dan had het veel meer moeten zijn. Lief blijft speuren. Iets verderop staat een dappere Bevernel Saxifraga stralend wit te bloeien aan de voet van een bijna zwart gekleurde boom, die haar houtige staketsels naar het zwerk strekt. Een bloem waar bijvoorbeeld de koninginnenpage gek op is. Het is een perfect beeld, die stralende bloem en die troosteloze boom.

Ik ging nog even door met poetsen, maar na anderhalf uur werken, begonnen mijn voeten in de zwarte kloffen wat doods aan te voelen, de vingers verstramden. Het was de hoogste tijd om aan de thee te gaan. In Nederland eens kijken voor een goede daglichtlamp, dan kan de deur dicht blijven en kan ik voor de frisse lucht het raam op een kier zetten.
Lief zat al aan de keukentafel en ik had hem mijn boek over de Botanische revolutie van Darwin door Norbert Peeters aangeraden. De auteur wilde de belangstelling voor de botanie van Darwin onder de aandacht brengen. Lief vindt het vlot en met een vleugje filosofie geschreven. Hij begint met een gedicht van Han Hoekstra ‘Ik heb een ceder in mijn tuin geplant’ en daarna opent de schrijver met de woorden: ‘Wij mensen wuiven loof te weinig lof toe’. Wat een heerlijke zin. Daardoor wordt je voldoende geprikkeld. Geen biografie maar aandacht voor dat leven, dat zo makkelijk aan ons voorbij kan gaan.
Bij Beau krijgt een mevrouw volop de ruimte om over haar videobeelden van de Israëlische supporters op donderdagavond te vertellen en over de verkeerde context die door bijna alle media erbij werd geplaatst, met alle gevolgen van dien. De regering met zijn boosaardige reactie en de beschuldigende vinger gooit nog wat olie op het vuur. Ik wil er niet aan denken. Maar ik heb er met regelmaat een bezwaard gemoed bij.
Zwager en schoonzus vliegen vandaag naar de zon. Ze zijn de donkerte zat en willen weer warmte voelen op hun huid. Ik weet uit ervaring dat het vervolgens een hele lange winter wordt, want als je terugkomt is het verlangen alleen maar groter.
Ik reis met Jac van Looy mee naar Italië, waar hij het niet naar zin heeft. Hij vindt Rome te druk, te heet en de zon hindert hem voortdurend bij het werk. Hij mag in de Sixtijnse kapel op de steiger een deel van de plafondschildering van Michelangelo naschilderen, namelijk de ‘Sibila Delfica.’ Als ik haar opsnor op internet, ben ik diep onder de indruk van de helderheid en de kracht die de beeltenis uitstraalt. De vraag is of Rome ook op ons gezamenlijke lijst van te bezoeken steden moet.
Zo is er nog genoeg schoonheid te genieten al is reizen in het boek wel heerlijk rustgevend en een mooi en kabbelend begin van de dag.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.