We ontbijten al de hele week buiten in het zonnetje. Een weelde zo tegen het eind van oktober, maar hier niet echt een uitzondering. De laatste bloemen, de malve, de cosmea, de herfstasters en de gele kamillie keren hun kopjes dankbaar naar het licht en de warmte en in de tuin langs de patio is zowaar het blad van de OostIndische kers weer opgedoken.
Het was Halloween en via filmpjes her en der begrijp ik dat we al ver zijn gevorderd met het vieren van dit fenomeen en dat kinderen in nogal opzienbarende pakjes langs de deuren gaan. We zien rammelende skeletten, hoofden die op een schilderij á la De Schreeuw’ niet zou misstaan, dichtgenaaide monden, bloederige handschoenen, spinnenwebben in een gezicht en ik ben blij dat het hier niet zo is. Net iets teveel van dit kaliber griezelfilms gekeken, vroeger, waarbij het altijd wel een keer gruwelijk mis ging. Bovendien zijn we tegenwoordig tere zieltjes. Te gewelddadige films gaan uit na bestudering van de trailer. Of als we toch plots door de een of andere scène worden overvallen draaien we de hoofden naar elkaar en beamen dat we watjes zijn geworden.
Ik heb een idee voor het immens grote doek. Ik heb gisteren al een schetsje gemaakt omdat het geheel flink opgeblazen moet worden en ik de verhoudingen kloppend wil hebben. De foto is gemaakt door mijn zus, jaren geleden op een Afrikaans festival in Overvecht. Lief en ik zijn alle twee razend benieuwd of het zal lukken en of het dan wel om aan te zien is.

De buurman twee huizen verderop dacht ‘kom laat ik deze prachtige kalme zondagochtend even wat body geven’ en is met zijn elektrische zaag in de weer om de wintervoorraad op peil te brengen. Het geeft een leven als een oordeel. Nu is de 6 eindelijk eens stil en dan begint de buurman met zijn decibellen.
Gisteren bij het wandelen door het bos, dat we iedere dag wel even doen om de sfeer te proeven, hoorde de app achter elkaar De grote en de Syrische bonte specht, de putter, de zwarte mees, de appelvink, de glanskop, grote gele kwikstaart, de winterkoning, de mus, de roodborst, de koolmees, het boomklevertje en de vink. Lief heeft ‘m nu ook op de telefoon geïnstalleerd en vangt hun geluid in de vroege ochtenduren achter bij de Datsja.
Op FB rolt een litho van Daniel Tavenier vers van de pers en deze draagt de titel: ‘De raaf die een kraai had willen zijn.’ Het is een prachtige litho, maar bij mij gaan onmiddellijk alle radartjes draaien. Waarom wil die raaf geen raaf meer zijn en kiest hij voor een kraai. In de oudste culturen was de raaf een verheven wezen, begiftigd met alwetendheid en in staat om te voorspellen. Hij stond in hoog aanzien. Bij de Vikingen was de raaf het kompas op hun tochten en bij de oude Egyptenaren deden ze dienst als boodschappers.
Maar met de komst van het Christendom keerde dat glorieuze tij zich om tot een inktzwarte ervaring. Ze werden geassocieerd met de duivel, magie, tovenarij en boodschappers van het onheil genoemd. Ik vind ze prachtig. Als ik een kraai was koos ik ervoor om een raaf te zijn. Dus wordt het sprookje van de raaf die een kraai wilde zijn heel boeiend, want reken maar dat daar een sterke motivatie onderzit.
Kraaien zijn verbluffend intelligent en tot gereedschapsgebruik in staat. Bovendien zijn ze tot in hoge mate trouw. Raaf en kraai zijn in die zin aan elkaar gewaagd. Het moet hem dus ergens anders inzitten. Iets om op te broeden. Figuurlijk wel te verstaan. Mens en dier respecteren en inschatten op hun kwaliteiten. Wat zou de wereld daar beter van worden.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.