We moesten de weg vragen en vlak voor we de auto ergens wilden stallen zagen we kleindochter met haar oma, die ons naar de parkeerplaats wees. Daar was even later ook schoondochter met de kleine njong. Zij gingen vast vooruit. We vonden een goed plekje en wandelden rustig een straat uit naar waar het gewoel al gaande was. Er klonk muziek. Het was eigenlijk niet echt in het stadspark maar op een terrein ervoor, geen boom te bekennen en dat was jammer want de zon scheen ongenadig op onze bollletjes. Alle banken en stoeltjes voor het podium waren al bezet. Zoonlief had aangekondigd dat ze de show twee keer zouden lopen, maar dat bleek slechts een keer te zijn en omdat we al gauw de markt hadden doorkruist, betekende dat twee uur wachten. Dan maar een plek in de schaduw zoeken met…zicht op een springkussen. Haha. De tweede in drie dagen, het moet niet gekker worden.
Met de grote Pasar Malam in het achterhoofd, dat later werd omgedoopt tot Tong-Tong-fair, was de bescheiden opstelling een lichte teleurstelling. Rond de twintig kramen met allerhande spullen en een tiental eetkramen, dacht ik zo.

De filosoof en tante Pollewop hielden zich kranig met water, een flesje prik en crackers en verveelden zich geen moment. De leuning van de trap nodigde uit tot acrobatische kunstjes, naar het springkussen taalden ze niet. Voor de eetkraampjes stond men in lange rijen te wachten. Dat schoot niet op. We babbelden wat over koetjes en kalfjes, keken naar iedereen die langs kwam. Mensen vielen elkaar in de armen, een grote familie leek het. Dat is de bijzonderheid van een grote gemeenschap. Ons kent ons. Dat zie je in de kerk, bij dit soort cultuurmarkten en andere kleine evenementen.
Zoonlief kwam een uurtje later en wachtte bij het cafe waar men zich aan het omkleden was. Hij zat op de trap buiten met de kleine. Na een poosje kwamen de eerste prachtig uitgedoste vrouwen naar buiten. De vader van schoondochter liep er ook bij. Een hartelijke begroeting volgde.
Even later stond de hele kumpulan op de stoep in sarong en kebaya, authentiek klassiek, modern, feestelijk of gekleed als serveerders. Het deed me een beetje denken aan de optredens bij het volksdansen, als we in de coulissen in vol ornaat, in kostuums uit Bulgarije, Roemenië, Hongarije, Armenië of zeeland, klaar stonden om te beginnen. Hier en daar werd nog wat geschikt, een plooitje recht getrokken, de hoofdtooi recht gezet, een losse haarstreng weggeduwd, make-up gemonsterd en eventueel nog haastig wat lippen gestift voor het optreden kon beginnen.
Nu liepen ze in een rij van twee aan twee naar de zijkant voor het podium. Wij zochten een staplek achter de rijen stoelen. De speaking lady, op haar mooist, hield een uitvoerige gedetailleerde beschrijving bij elk kostuum dat langs kwam. Daarna werd er geposeerd voor de foto. De kleine njong op de arm bij mams wilde eerst niet echt, maar trok net op het nippertje bij, kleindochter leek wat verlegen en verschool zich af en toe achter haar kipas, haar waaier. Ze waren allen in het hemelsblauw gekleed. Een door haarzelf ontworpen moderne interpretatie van de klassieke sarong en kebaya. De oma had een klassieke feestdracht aan.
Kleine njong was inmiddels aan het publiek gewend en liep daarna te scharrelen tussen de poserende mensen. Er werd spekkoek uitgedeeld aan het publiek en toen was het alweer voorbij en kon iedereen wat verkoeling zoeken. Geen overbodige luxe.
Op de terugweg aten we, op advies van zoonlief, bij de lekkerste ijssalon van Nederland een ijsje. Bij Utrecht gingen de weergoden los en die trakteerden ons op een overvloedige waterval compleet met onweer en prachtige inktblauwe lucht. De filosoof vond dat oma op haar wolkje maar eens moest ophouden met de schoonmaak. Het was welletjes zo.
‘Alles wat hier valt, valt daar misschien niet’, dacht ik, maar daar kan je bij ons onstuimig klimaat niet van opaan. Duimen dan maar.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.