Overpeinzingen

Een geluk bij een ongeluk

Dochterlief appte of ik richting tuin, mijn ziel en zaligheid, zou gaan en of ik dan ook de accu’s van de maaimachine mee wilde nemen. Tuurlijk. Ineens ging de tijd sneller dan anders en om 11 uur zat ik gepikt en gesteven in de auto, met volle accu’s voor de maaimachine. Oudste dochter had ook zin om te komen. Twee vliegen in een klap. De recycle-tas voor tante Pollewop lag onder de achterklep met het theepotje voor de modderkeuken.

Schone zoon was al druk aan het klotteren en zagen en zorgde voor licht vermaak door steeds een poot even bij te moeten schaven. De filosoof deed bij vlagen enthousiast mee. De tas werd enthousiast begroet en uitgepakt en het theepotje werd extra toegejuicht. Er stonden al een paar pannetjes en schaaltjes te wachten op een eerste modderdip.

Na een heerlijke lunch met vega knakworstjes, warm gemaakt op het komfoortje, konden we aan de slag. Ik maaide een deel van het gras in mijn tuin en daarna nam schone zoon het over. Er viel een hoop aan te pakken en te ruimen en een bolderkar stond afgeladen vol klaar om naar de stort gebracht te worden.

De Oude vertelde dat een bekende uit ons verleden was overleden, 57 jaar pas, een hersenbloeding werd haar fataal. Hij moest naar de crematie en ik dacht aan ‘De Homburggroep’, vrienden en vriendinnen die met hun gezinnen met elkaar in een groot huis op de berg vakantie vierden daar in België. Van de vrolijke foto die ik had, waren er al zeker zes mensen overleden, allen te jong eigenlijk. Dochter refereerde aan de fijne tijd daar. Vakanties gevuld met natuur, sterke verhalen, kampvuur, gitaar en zang, heerlijk eten en lange wandelingen. Gevuld verleden.

Na een uurtje gemijmer tussen de bedrijven door kwam de hele familie van dochterlief op de fiets aanzetten. Ineens was de lucht vol van lachende bassende kinderstemmen en naast dat alles probeerden we toch de tuinen aan kant te maken, geen sinecure. Pa deed met alle kinderen een spelletje en dat leidde wat af. Dochterlief reed de oude spullen naar de auto en schone zoon bracht ze naar de stort in een vloeiende samenwerking. Wij vrouwen hielpen de pispotjes(excusez le mot)of wel de Haagwinde uit de perenboom te trekken, die er ineens weer als een echte boom uit begon te zien en de oudste en ik krabden mijn terrasje schoon, waarbij de kinderen door list aangezet, kwamen helpen. Hun pa had gezegd dat ze sneller naar huis konden als al het werk gedaan was. Chantage dat wel zoden aan de dijk zette.

Dochterlief had een ijzeren regel. Als je eenmaal ergens aan begon, maakte je het af. Iedere keer als ik vond dat ze het kon laten, ging ze verbeten door. Achteraf was ik zó blij met het resultaat. Een straatje om te zoenen. Broerlief, die het had aangelegd, kan trots op ons zijn. Lief was het in ieder geval zeker, want ik stuurde hem, toen al het grut weg was, een filmpje van de kalme en aan kant gekregen tuin.

Inmiddels had men het plan opgevat te gaan zwemmen. Niet tegen dovemansoren trouwens. Dat idee werd met gejuich ontvangen, in stilte ook door mij, want de rust zou zalvend zijn voor mijn oren. Ze stapten op de fiets en ik zwaaide uit. Het was een water niet ver van het tuinencomplex af. Dribbel had in de vakantie opnieuw met oorontstekingen te kampen gehad en hoorde zijn eigen stemgeluid niet meer, dus toen ze wegreden hoorde ik hem nog lang bassen.

In de rust van de natuur was het heerlijk bijkomen. De foto’s werden doorgeappt van joelende kinderen die van het kleine houten bruggetje in het water sprongen met drie tegelijk. Dat er geen zwembroeken waren, was geen punt. Onderbroeken mochten ook, besloten ze ter plekke. Ik stond na een uurtje op het punt om naar huis te gaan toen dochterlief appte dat ze haar tas en jasje had laten hangen in hun huisje. Geen punt. Ik was er nog. Een geluk bij een ongeluk.