Overpeinzingen

Een hang naar wat ooit was

Afgelopen zondag waren we dan toch zover, dat we naar het restaurantje zouden gaan, dat hier ongeveer vijf minuten vandaan is, maar waar we nog nooit zijn geweest. IN aanvang gingen we op het overdekte terras zitten, maar er was zoveel herrie van de zes en er brandde een onweersbui los, die met veel wind en gekletter gepaard ging.

Alles en iedereen toog naar binnen. Broerlief wilde aanvankelijk buiten blijven zitten, maar het werd eenvoudigweg te koud. De arme ober sprak mondjesmaat Duits en keek met regelmaat pijnlijk ongelovig naar ons om het koeterwaals van Engels, Duits en Hongaars en je hoorde hem denken: ‘Waar hebben ze het over’. Maar met behulp van Lief en zijn Hongaars, handen en voeten van broerlief kwam hij eruit.

Binnen zag het er goed uit en we hadden het hele deel van het restaurant voor ons alleen. De bestelling is goed doorgekomen en er werden vier afgeladen borden vol geserveerd. Altijd weer wennen aan de hoeveelheden, al mag je hier in Hongarije wel vragen om alles wat je over hebt, mee naar huis te geven. Ze raakten niet uitgepraat over de kwaliteit en de kookkunsten van de kok. Wat ik heel lekker vond waren de gefrituurde gezouten uien die bovenop de maaltijd van lief gestapeld waren. Vegetarische schotels waren er helaas niet. De berg sla onder onze kip met mozzarella was genoeg voor een weeshuis, maar teveel voor mij alleen en omdat iedereen worstelde met gelijke hoeveelheden, ging de helft ervan weer terug.

Het onweer was inmiddels over. De avond verder op het terras bij de lantaarn was genoeglijk en kalm.

In de Groene van vorige week stond, bij een gedicht van Kira Wuck over zwemmende Finse meisjes, een mooie mijmering van Rebekka de Wit. Het gedicht deed haar terug denken aan haar moeder en diens zus die als ‘twee zalmkleurige olievlekken’ lagen te dobberen in zee. Ze bleven te allen tijde drijven. Ze haalde herinneringen op aan haar moeder, diens begrafenis, de veranderde relatie van de zus met haar dode moeder en even later aan het moment waarop zijzelf alleen beneden was en zat te wachten tot het stil werd op de slaapkamers boven. Vroeger was dat omgekeerd. Toen sliep ze op de bovenverdieping en luisterde stil naar het rumoer beneden. Ze gaf aan haar partner te kennen dat ze de benedenverdieping mistte en die antwoordde:’Maar jij bent de benedenverdieping nu.’ Dat moest ze beamen.

Er volgde een verhaal over David Greybeard, een van de chimpansees van Jane Goodall die bij zijn omgekomen moeder bleef treuren en daarna ontroostbaar bleef. Goodall concludeerd dat hij ontroostbaar was en zijn moeder niet kon vergeten, want hij wilde niet meer gevlooid worden en vlooide zelf ook niet meer. De moeder en de zus van Rebekka hadden ook een verstandhouding van ‘elkaar vlooien’ in de meest overdrachtelijke zin van het woord. Troosten, genegenheid geven, meeleven, empathie. Toen de chimpansee zijn moeder er was was er een benedenverdieping om op in slaap te vallen. Die veilige zekerheid kan je maar net ontberen. Er gaat niets boven een benedenverdieping zodat je weet dat je boven veilig in dromenland kan wegzakken. Dat is het. Een stukje jeugd, kind mogen zijn zonder de grote verantwoordelijkheden, een nostalgie, een hang naar wat ooit was.

2 gedachten over “Een hang naar wat ooit was

Reacties zijn gesloten.