Overpeinzingen

In het geheel

Post uit Nederland. De Groene ligt in de brievenbus. Altijd een welkome drager van het nieuws, de schone kunsten en de wetenschap. Buiten is het zonnig maar fris door een stevige bries. Ben toch maar naar de keukentafel gevlucht, met uitzicht op de fluweelbomen en de uitbottende druif over het prieel.

In de biografie van Ostaijen is de eerste wereldoorlog uitgebroken en de aanloop naar dat gegeven toe brengt eenzelfde onrust als de huidige gebeurtenissen in de wereld. Beloften die gedaan en onmiddellijk weer verbroken worden, verbonden die worden gesmeed in het geniep, bevolking die ondergeschikt wordt gemaakt aan het uiteindelijke doel. De veranderingen in de mensen ook. Het gif dat zich langzaam in het denken uitbreidt door valse berichten, hele en halve onwaarheden en dat alles valt me zwaar te moede. Maar ja. De dagen van mijn leestijd zijn geteld, veertig bladzijden per dag, nog achttien dagen te gaan en ik wil het boek uithebben voordat de bijeenkomst is. Het is de tijd van toen die een stempel drukt op de tijd van nu en tegelijkertijd de discrepantie met het vreedzame retraite-bestaan hier.

In een van de bladen van mijn dochter komt de achterstelling van vrouwen aan bod in de literatuur en in de kunst. Vrouwen die nauwelijks genoemd zijn en bij doorbraak vervolgens de vooronderstelling ‘geen goede moeder’ opgeplakt kregen zoals Toorop overkwam. Een beoordeling was sowieso altijd al gemankeerd omdat sommige ‘kunstkenners’ niet eens de moeite namen het werk te bekijken als het door een vrouw gemaakt was. In de schildercursus onder leiding van Mieke Siemons was er een kwartaal bij, waarin we een ode wilden brengen aan de vergeten vrouwen in de kunst. Vooral de leerlinge, muze en maîtresse van Rodin, Camille Claudel is me bijgebleven, die een hele tijd onmisbaar was voor de beeldhouwer en met haar talent een aanvulling op zijn werk was. Later trok ze zich verbitterd terug en voelde zich gebruikt. Ze maakte nog diverse prachtige sculpturen, maar werd door haar broer Paul in een inrichting opgesloten, verguisd door haar moeder en de hele familie. Een triest verhaal omdat de maatschappelijke kritiek op vooral het feit dat ze vrouw was, daaraan in hoge mate heeft bijgedragen.

In een ander nummer krijgen we in de rubriek ‘Het leven van’ een inkijk in het leven van Tove Ditlevsen, de Deense schrijver en dichter, door Liddy Austin. Als ze in 1966 wordt opgenomen in een psychiatrische kliniek om af te kicken van de alcohol en de barbituraten eist ze dat ze wel haar typemachine bij zich mag houden. Daar schrijft ze de eerste twee delen van haar memoires, die uiteindelijk als trilogie wordt afgerond. Als ze in haar jeugd ervan droomt om schrijver te worden, schampert haar vader Ditlev: ‘Meisjes kunnen geen dichter zijn’. Het zijn dit soort opmerkingen die het achterstellen van vrouwen in de kunst, vaak achteloos opgemerkt, initiëren. Geboeid door dezelfde problematiek als in het eerste blad aangehaald, lees ik door. Het is soms hartverscheurend wat ze schrijft. ‘Mijn kindertijd is lang en smal als een doodskist en je kunt er niet zonder hulp aan ontsnappen’.

Die hulp vindt ze als ze een baan krijgt als redacteur voor het literaire tijdschrift van Viggo F Møller, die 33 jaar ouder is dan zij, maar waar ze, na een podium voor haar verzen en een debuut, mee in het huwelijk treedt, waarmee haar entree in de literaire wereld compleet is. Maar de waardering blijft uit. Dat voelt ze als een miskenning. Na vier ongelukkige huwelijken en steeds weer de hang naar verslavende middelen neemt ze een overdosis slaapmiddelen en schrijft in haar afscheidsbrief: ‘Er is meer reden om te rouwen over mijn leven dan over mijn dood’. Het trieste van dit alles is dat haar begrafenis wordt bijgewoond door duizenden fans, meer dan voor welke Deense schrijver ooit. Vorig jaar juli lanceerde Jens Andersen haar biografie.

Het menszijn centraal stellen en het talent. Wat zou dat een balans brengen in het geheel.

2 gedachten over “In het geheel

Reacties zijn gesloten.