Overpeinzingen

Wij zorgen voor de juiste bedding

Als de natuur zich van haar zonnige kant laat zien, is het niet meer te vermijden. We gaan naar de tuin. Het is er vast eindelijk droger. Bij aankomst op de parkeerplaats zagen we het al. Het peil in de omliggende sloten was aanzienlijk gezakt. Twee eenden zwommen zich haastig uit vizier en een meerkoet bleef doodbedaard op iets wat misschien wel een beginnend nest was, zitten. Het vrouwtje was in geen velden of wegen te bekennen, maar op de terugweg zagen we haar plotseling. Diep weggedoken tussen het riet stak alleen haar bekende zwart/witte koppie naar buiten. Aha, een fake-nest en de enige echte. Slimme vogels.

Nog altijd waren er diepe moddervoren getrokken in het pad naar onze tuin toe. Hier en daar een brede armzwaai, een goede wens, een praatje over de sloot heen. Overal fris groen blad en bloesemdragende fruitbomen. Maar ook die kenmerkende rust van het platteland. Het getjilp van de koolmezen, het gekras van de twee kraaien bij de paddenpoel en hier en daar een verdwaalde bij of vlinder.

De tuin leek uit een groot grastapijt te bestaan. De accu’s voor de grasmaaier hadden we als eerste opgehaald bij schoonzoonlief, die ze nog even in de oplader had gestopt. We konden aan de slag. Lief keek geringschattend naar de bomen. ‘Zal ik ze gaan snoeien’. Ik dacht aan de berg takken die daarna veel werk zou geven en vond het beter eerst de basis aan te pakken. Het terras en het gras opdat de contouren van de bedden weer zichtbaar zouden zijn.

Er bloeiden kleine narcissen en de dovenetel had haar kans schoon gezien en was uitbundig aan het groeien gegaan in het bed vlak voor het terras. Prachtig paars tegen de kleine gele narcisjes. Zonde om ze weg te halen, bovendien deden er hommels zich tegoed aan deze vroegbloeier.

Tussen de blauwe regen van de buurman slingerde een weerbarstige uitloper van de doornloze braam zich tussen de clematis en kamperfoelie. Die kon terug gevlochten door de blauwe regen heen. Op het achterpad tussen de achterbuuf en mij lagen nog takken van de vorig jaar gesnoeide krulwilg, die mochten door de takkenril gevlochten. Ze lieten zich met gemak leiden ondanks hun grilligheid.

Eenmaal met de maaier over het gras op de hoogste stand werden de contouren van wat ooit bloemperken waren, zichtbaar. Nu is het nog een vormloos geheel. Ziezo, tuin schudde haar sprieten. Dat is beter. Nu de tuin van dochterlief, dat aanmerkelijk meer obstakels kent in de vorm van oude takken, houten vakken en gaas. Maar de kleine dappere slaat zich er goed door heen. Twee accu’s schoon op, na beide tuinen.

Lief ging gestaag door met het terras en ik haalde nu het meeste gras en de brandnetels weg uit het linkerbed. De schoenlapper vocht zich een bestaansmogelijkheid, maar werd belemmert door brandnetel, gras en bosaardbei. We gaan vandaag wat vriendinnen voor haar halen, dan staat ze niet meer zo alleen. Ook de lichtroze Persicaria krijgt wat paarse vriendinnen. Dat vult de bedden goed en houdt de bodem vrij.

Tot mijn grote vreugde zie ik dat de tot twee keer toe verplaatste Acer nu eindelijk is aangeslagen en in prachtig rood fijn blad staat. De boom van vriendinlief koester ik en dat dit vreugde brengt, spreekt vanzelf. Ze is altijd in mijn gedachten, maar nu ook weer ‘in beeld’ aanwezig.

Vanaf vrijdag gaat het opnieuw regenen, dus moeten we de kans waarnemen zolang het nog droog is. Wie weet wat we nog meer tegen komen. Ergens moeten daar ook de Hosta’s hun best doen, diep weggedoken in moeder aarde. De Scillae heb ik nog niet gezien en ook de vroegbloeiende Irissen in het middenperk niet. Akelei houdt zich voorlopig eveneens nog koest. Straks jubelt alles de grond uit. Wij zorgen voor de juiste bedding.