Overpeinzingen

Om zeker nog eens met een bezoek te vereren

Gisterenmorgen kon het bestaan dat oma in haar pyjama en ochtendjas zoonlief en kleinzoon met zijn stralende glimlach ontving. De laatste verdween prompt omdat de reusachtige zonnebril de helft van het vertrouwde gezicht bedekte. ‘Ik ben het, kiekiek’. Het hielp niet maar er kwam een zekere mate van gewenning bij het voortduren van het bezoek. Gezellig. Van de weeromstuit vergat ik iets aan te bieden. Ach ja. Zoonlief is kind aan huis geweest voor jaren. Hij had zelf wel wat gepakt. Alle smikkels om de kleine af te leiden had hij meegenomen. Geen moeite koste dat. Het is een heerlijk lachebekje zolang hij zijn vader maar ziet.

Daarna zwaaien, voetstappen op de galerij, kushandjes en weg waren ze weer. Wij bedachten dat het nu droog was en we wel een korte wandeling konden maken. De bloei van de toverhazelaars speelde allang door mijn hoofd. Daar valt nu van te genieten. Kalmthout, waar een arboretum is dat bekend staat om zijn grote getale Hamamelis, was te ver weg voor nu, maar het Gimborn in Doorn lag praktisch onder handbereik. Nog nooit bezocht dus een uitgelezen moment. Weliswaar was het weer wat druilerig, maar ergens moest je de energie en een glimlach vandaan halen.

Er viel wel entree te betalen. Een handige automaat zorgde ervoor dat dat kon zonder aanwezigheid van iemand. Ook het hek klikte automatisch open. Daar liepen we. Twee nietige wezentjes temidden van een indrukwekkende verstilde natuur. Sparren en dennen die tot aan de hemel reikten, rododendronstruiken in uitbundige knop, bloeiende winterheide in wit en paars, nog nooit gezien, wonderlijke Japanse dennen met neerhangende takken en, jawel hoor, bloeiende Hamamelis. Tussen het struweel waren vennen en kleine stroompjes met helder, stilstaand water. Het leven erin hield zich schuil. Nog teveel winter, al getuigden de bomen en struiken al van een ontwakende lente.

Overal klonken vogels, kleine mezen of mussen vlogen bij de ingang in en uit. Ruim aangelegde paden of kleine kronkelweggetjes tussen de hei door wezen ons de weg. Wat een uitgestrekt gebied was het nog. Wonderlijk dat schoonheid zo dichtbij kon zijn. We zagen een papierberk, waarvan ik me met gemak kon voorstellen dat de afkalverende bast gebruikt werd om daadwerkelijk papier van te maken, er waren diverse soorten cypressen, ook uit Noord-Amerika, zoals de Douglasden. Er was een deel gevuld met Tsuga’s, wonderlijke dennen met grote zijstammen over de grond als een natuurlijk aangelegde bank. Lief die in zijn hoofd heeft om met hout te gaan werken in ons bos in Hongarije, kreeg een staaltje te zien van brokken hout bij een omgehakte boom, waar al van alles met een beetje verbeelding in te herkennen viel. Hout vertaalt zichzelf.

Het berkenbos bewaren we voor een later bezoek, want eigenlijk hadden we maar een uurtje tot sluitingstijd. Tussendoor stonden overal bankjes of kleine prieeltjes. Aan alle bomen hingen naambordjes, die nu nog moeilijk te lezen waren voor mij. Aan het begin was een bezoekerscentrum met planten en struiken en kleine snuisterijen. Onbemand. Dat wel. Lief had ontdekt dat het park heette naar de inktflesjes van vroeger. Inderdaad. Gimborn-vulpeninkt. Er was een grote vitrinekast waar die vertrouwde nostalgie terug te vinden was, compleet met de grote fles, waaruit je de inktpotjes in de lessenaars mee moest vullen. Boeken voor kinderen, sjaals, kaarten, hangers van natuurlijk materiaal, alles was voorhanden om een tijdje rond te kunnen neuzen.

Zeer de moeite waard, naar onze bescheiden mening en om zeker nog eens met een bezoek te vereren.

2 gedachten over “Om zeker nog eens met een bezoek te vereren

Reacties zijn gesloten.