Het is een wonderlijke schrijfweek geweest, met hiaten in de regelmatigheid en dat komt onder andere door de gebeurtenissen,. Met name het vervroegd uit de veren moeten en het versneld op pad gaan. Gisteren werd ik geacht om elf uur klaar te staan, omdat mijn koetsier dan voor de deur zou staan met zijn bolide. Dat bleek de geel-gouden volvo van onze gezamenlijke vriend te zijn, een oldtimer uit 1967, en nog volkomen gaaf. Ik voelde me vereerd om daar in te kunnen zitten. De twee mannen en ik babbelden er vrolijk op los. Het was alweer een jaar geleden dat we elkaar hadden gezien.
Vandaag was het precies, op de dag af, dat we elkaar vijftig jaar geleden voor het eerst hadden ontmoet tijdens de bijeenkomst van onze groep op de opleiding voor verpleegkundigen in het Academisch in Leiden. Dat was reden te over om het dunnetjes te vieren met degenen van ons die konden. Een aantal hadden afgezegd vanwege het te vieren sinterklaasfeest met hun kinderen en kleinkinderen. Bij ons in de familie koos iedereen ervoor om dat in kleine groep te doen, zodat de cadeaus beperkt zouden blijven. Er waren al genoeg feesten en partijen deze maand. Verwend werden ze toch wel. Die gedachte creëerde ineens een heel rustige sfeer.
Voor het eerst dit jaar had ik mijn kerstboom met kluit, die weer terug naar zijn bos zou gaan, al vanaf morgen besteld. Vroeg de vredige kerstsfeer in, daar hadden lief en ik behoefte aan.
Lief liep mee naar beneden om ons uit te wuiven maar ook om de beide mannen te zien, die in de jaren zeventig regelmatig bij ons over de vloer kwamen. Ze waren verbaasd toen ze hoorden dat hij al 74 jaar was. ‘Wat ziet die man er nog goed uit’, beaamden ze vol verwondering, ‘hij lijkt wel zestig’. Dat deed me goed en ook om te horen dat een van hen vond dat wij samen bij elkaar hoorden. ‘Dat kan je zien’, onderbouwde hij zijn opmerking. Zo’n opmerking brengt warmte.

De Volvo had een wat stugge vering en vervolgde vooral grommend zijn weg. De wereld vloog langs in de kleine ronde buitenspiegels aan de zijkant. Wat een heerlijke auto. We stalden hem bij een parkeerplaats aan de vaart, waar daarna city-busjes de passagiers vervoerden naar de plek waar ze wilden zijn. Wat een luxe. Als we terug wilden hoefden we alleen maar te bellen, dan zouden ze er in drie minuten zijn om ons op te halen.
We lunchten in de cityhall op de benedenverdieping van het oude raadhuis tegenover de korenbrug. Op de heenweg hadden we dwars door de stad gereden en de mannen wezen me de plekken van vroeger. Pardoeza, het eetcafé herkende ik zelf. Het opende de luikjes naar dat verleden en dat kwam goed uit want de lunch was een grote reis door memory lane
Alle hoofdzusters en hun kuren kwamen langs, de hiërarchie in het ziekenhuis zelf, de beruchte chirurgen, de barre omstandigheden waaronder verpleegd werd met de strikte regels, waarvan niet mocht worden afgeweken. En meer dan eens lagen we in een appelflauwte, net als de bakvissen die we destijds waren. Ja, zo was het. Namen en gezichten buitelden over elkaar heen, gouden herinneringen aan onze jeugd.
We namen afscheid met de belofte de frequentie op te voeren naar een half jaar en waren prompt te laat voor het busje terug, omdat er veelvuldig omarmd moest worden. Inderdaad kwam toen na het tweede belletje het busje binnen drie minuten en dat was fijn, want zo warm als de sfeer binnen was geweest, zo bitterkoud was het buiten. De oude gouden heer stond kalm te wachten en de koetsier bracht ons in vliegende vaart naar huis.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.