De vrijdag hadden we wat kalm aangedaan en voor de zaterdag een reisje gepland naar de burcht van Siklós. Een mooie balans tussen de stilte en de drukte. Daarvoor leidde Truus ons over een van haar befaamde binnendoor-wegen, met wat wonderlijk grillige haarspeldbochten omdat we door het Villánygebergte reden. Over het asfalt dat scheelde weer en niet, zoals een week geleden, dwars door de bush. Zaterdag betekende extra veel Hongaren op pad, die allen de burcht in wilden.
Het was een imposante burcht. Een van de oudste en best bewaarde in Hongarije. De slotgracht was vervangen door een groot park, waar voor de gelegenheid een of ander festival in een grote tent bezig was. Dat verklaarde de drukte op zich. Voor Truus vonden we zo’n beetje de enige parkeerplaats die nog voor handen was, vlakbij de opgang naar de binnenplaats toe. We werden er door een vriendelijke Hongaar naar verwezen. Mooi werk. Er ging net weer een buslading toeristen weg, dus even vielen we in de luwte, maar al spoedig werd dit gelukzalige moment alweer ingehaald door een nieuwe bus.
Lief was zijn Lakcim-kaart vergeten met zijn paspoort erbij. Dat zou ons ons zo’n 2200 forinten, zeg 6 euro, gescheeld hebben. We blijven natuurlijk Hollanders. Ik vond het steeds oké, dat kleine beetje extra. Goed voor het object of het museum, maar tja, kleine beetjes helpen en je wilt geen dief zijn van je eigen portemonnee herinner ik me van lang geleden.

De eerste de beste kamer waar we naar binnen gingen was de martelkamer met zeer beeldende prenten die er boven hingen. Daar hadden we allbei op dit moment niet echt zin in. Mensen hebben elkaar eeuwenlang de meest vreselijke dingen aangedaan. We zijn al dat geweld totaal ontgroeid. Het leven kende op de burcht ook een zekere beschaving toen het in de Habsburgse periode in persoonlijk bezit kwam en daar waren er op de eerste verdieping aangeklede poppen van te zien, met de gangbare kleding al naar gelang de plaats in de rangorde. Een van de mannen had een kostuum aan, die onze dansers in de Hongaarse choreografie ook hadden gebruikt.
Er was ook een tentoonstelling over de filmheld Kapytán Tenkes Csarda met stripboeken en een echte zwartwit serie op een ouderwetse televisietje en een eenvoudige bank ervoor. Daar konden we even uitrusten en tegelijk genieten in een sfeer zoals je die bij ons aantrof tijdens Ivanhoe in de jaren zestig.
Er was een ruimte te vinden waar mensen een maliënkolder aan konden trekken en diverse soorten helmen op hun hoofd konden zetten. Er werd grif gebruik van gemaakt, al moest men regelmatig met behulp van meerdere mensen, letterlijk, bevrijd worden uit het benauwende harnas.
In de gang naar de trans toe was een tentoonstellinkje van twee schilders, waarbij de portretten van Istókóvts Kálmán kleine juweeltjes bleken. Nooit van gehoord, maar prachtig. Schoonheid waar je het niet zou verwachten.
Er was ook een wijnmuseum. Alle wijsoorten uit de streek van Villány waren voorhanden en werden te koop aangeboden. Beneden waren een aantal souvenirs-winkels, maar het meest imposante was de grote torentrans, waar we een prachtig zicht hadden op de omgeving. Zeker de moeite van een bezoek waard. Toen er ook nog Hongaarse klanken uit de tent beneden in het park opstegen, was het plaatje compleet.
De drukte rondom de burcht lieten we voor wat het was. Benden in het park stonden rondom bankjes in de schaduw, een uitgelezen plek om nog even na te genieten van de eeuwenoude bomen en de duik in het verleden.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.