Overpeinzingen

Daar waar het nodig is

Gisteren was mijn vader zijn sterfdag. Op de kop af 27 jaar geleden. Mooi dat hij van de week nog in mijn geheugen langskwam bij de blog over het avontuur op de Wijnberg, waarin ik mijn vaders verbetenheid herkende in mezelf bij het zoeken naar een beetje begaanbare weg. Zo werkt het leven door na de dood. Een vleugje parfum, een karaktertrek, dezelfde handen, een oogopslag, mijn vaders neus, een gezegde, dezelfde glimlach.

Het huis is schoon, alle ramen zijn gezeemd, het gordijn hangt weer goed met de uitschuifbare ladder, een klus met gevaar voor eigen leven. Lief hield de leer vast en ik haakte de haken weer aan het gordijn. Ze zijn minstens twee meter hoog, dus dat is een aardig eind de hoogte in. We hadden toch de ladder nodig, want we moesten een van de luiken repareren. Het is een vernuftig systeem. Er is een katrol die verstopt zit achter een houten luikje waarbij je moet zorgen dat het band er soepeltjes overheen glijdt en het oprollen in het gareel blijft lopen. Op de een of andere merkwaardige wijze was ze uit de pas gegaan. Daar bemoeide lief zich mee. Op diezelfde leer. En ik hield hem tegen en liet het band vieren.

Bij het halen van de ladder had hij een dikke pad ontdekt. Elke avond horen we gekras. Een specht, een ekster, een gaai, ze dongen allemaal mee naar het geluid, maar uiteindelijk bleken het boomkikkers te zijn, jawel die gifgroene, die hier op de gekste tijden een concert in echo laten horen. De vogelapp wilde ons maar aan de reigers hebben met deze geluiden. Niet vreemd als er ook al padden in de buurt zijn, maar die zijn er toch echt niet. Er vliegt wel een koninginnenpage rond, maar ze is nogal rusteloos en laat zich niet fotograferen. Haar karakteristieke vleugels zijn al van ver te herkennen.

Van vriendin hadden we vier van haar leesboeken gekregen. Te zwaar om mee te sjouwen in de trein. Bovendien kunnen we ze later, als we in Nederland zijn, weer terugbrengen. Het zijn beste titels. ‘De acht bergen’, van Paolo Cognetti, ‘Onder buren’, van Juli Zeh, ‘De winter voorbij’, van Isabel Allende en ‘Zomerhuis met zwembad’, van Herman Koch. Genoeg avontuur om te beleven dunkt me, De film de acht bergen hebben we weliswaar gezien, maar vriendin vertelde dat het boek minstens zo goed en zo niet beter was. We gaan het proefondervindelijk meemaken. Juli Zeh vind ik een hele fijne schrijfster.

He boek van Isabel Allende heeft voorin een zin van Albert Camus meegekregen: Au milieu de L’hiver, j’apprenais enfin Qu’il y avait en moi en été invincible. (Uit retour á Tipasa) De vertaling luidt als volgt: ‘Midden in de winter, begreep ik eindelijk dat er in mij een onoverwinnelijke zomer huisde’. Wat een prachtige manier om uit te beelden dat je gelooft in jezelf en in je optimistische kijk op het leven. Die zomer is er altijd, geeft de passage mee en is sterker dan wat dan ook. Na de herfst en de winter zal het altijd opnieuw lente zijn. Het roept in mij een associatie op met het lied ‘Mooi’ van Maarten van Roozendaal: ‘Kan iets mooier dan het mooi is, kan het groter zijn dan groot. Het is zo mooi, om te janken zo mooi, mooi, om te janken zo mooi’.

‘En été invincible’, stop het lied en deze aanduiding achter een van de deurtjes in je hoofd om op gezette tijden eruit te halen. Daar waar het nodig is.