Gisteren verslikte de ochtend zich in de haast. Al aan de late kant was er geen tijd meer om naar radio of anderszins te luisteren en schoof ik de A2 op om naar Woerden af te zakken. Daar mocht het verkeer nog redelijk doorrijden als het richting den Haag wilde maar op de A 12 ging het faliekant fout. Er slingerde zich een zesbaansbrede stapvoets rijdende sliert auto’s voor me uit en er zat niets anders op dan aan te sluiten. Voorbij de afslag de Meern hoorde ik pas, dat het tot aan Nieuwerbrug vast stond. ‘Heeft U even’ fluisterde mijn gemoed. ‘Nee, ik wil bijtijds op school zijn.’ Er zat niets anders op dan die gedachte te laten varen en mee te deinen op het ritme van de rij. Optrekken, rijden, stoppen.
foto: Wikimedia
Daar zaten we allemaal als haringen in een ton, ieder van ons in een een eigen universum, luchtdicht afgesloten, radio aan, met beslommeringen in het hoofd, die de vrije loop konden gaan. De rode oplichtende achterlampen, aan/uit aan/uit werkten biologerend, daar spon het hoofd goed garen bij. Elke regendruppel tegen de vooruit werd een kleine kerstbal. Een raam vol kerstballen met af en toe een zoevende swoesh van de ruitenwisser, die het feest verstoorde, waarna het weer op nieuw kon beginnen. ‘Alle dagen feest, gala’s matinee’s’, was het lied dat dwars door de waarschuwende woorden van de reporter heen zong.
Dan maar het hele programma uitdenken voor de dag en de voorbereidingen voor de weekopening op een rijtje zetten. Te genieten, ondanks het beleg op de tijd, door terug te kijken op de dag ervoor aan het strand met de kinderen en kleinkinderen. Ontmoetingen kwamen boven, gedachten, zinsneden, flarden van de blog van die ochtend en een enkele dichtregel. Eenmaal bij Harmelen was het leed bijna geleden. Wat heerlijk dat ik 27 jaar lang om de hoek werkte en nooit deelgenoot werd van deze novemberchaos zoals al die poppetjes in hun eigen stille wereld, die alle neuzen dezelfde kant op hadden staan. Over het stuk van hooguit twintig minuten van deur naar deur had ik een uur gedaan. Alle parallel wegen stonden ook muurvast, leerde de mededeling dat een collega het niet zou redden, omdat ze daar verstrikt was geraakt.

Het mysterieuze is de manier waarop het weer oplost. Ineens schiet de vaart erin en kan ieder, aarzelend eerst, maar steeds vrijer, los met de voet op het gaspedaal alsof er geen vuiltje aan de lucht is. In geen velden of wegen is er een aanwijsbare oorzaak te herkennen, zoals een ingedeukt blik langs de kant, loeiende sirenes of een takelende sleepwagen, niets van dat alles. Het magische stokje doet haar werk. Is het de regenval, het duister waardoor de wereld zoveel beknopter lijkt, de schrik, een onoplettendheid. De reden schuilt kennelijk in een kleine hoek. Het feit ligt er, het maakt niet meer uit. Vandaag maar weer zonder haast op stap. Een kwartier vroeger van huis en zo’n bezinningsuur gaat aan je voorbij. Die heb ik liever in de luwte van de nacht, op eigen tijd en in eigen uur.
Een gedachte over “Op eigen tijd, in eigen uur.”
Reacties zijn gesloten.