Gisteren was ik op een Turks Henna-feest. Ik was zwaar underdressed. Make-up au naturel, haren in de bekende waaistand, geen blingbling in oren, rond de hals, om de polsen. Lange mouwen, hooggesloten met een katoentje als hes erover, zwarte broek én…platte schoenen. Hele platte schoenen. Het was twee uur rijden geweest, dus ook nog verfomfaaid, want geen in de plooi vallende polyester.

Het maakte niet uit voor de mensen die ons ontvingen, maar ik voelde me niet op mijn gemak. Als een stijf muurbloempje, schuchter als een bakvis, voelde ik mijn ruggengraat met de minuut verkrampen. Eten halen moest, naar het toilet moest, dansen moest maar alles ging star en beschaamd.
Wel was er veel te zien. Ik keek mijn ogen uit. Eigenlijk wist ik het van de feesten en partijen van de vader van de jongste zoon. Lange warme zomernachten op een Iraanse bruiloft met alle toeters en bellen. Daar voelde ik me evenmin thuis. Hoe leer je te zwemmen als een zoetwatervis in de zoute zee.
Ik dagdroomde boven de bling en al het rode nylon uit, liet de raki links liggen en nipte aan wat witte wijn, terwijl de rode gloed van de avondzon en de glooiende velden lokkend en verleidelijk de stilte verbeeldden.
De zanger van het ensemble probeerde hardnekkig de aandacht te trekken met dwepende Turkse klanken, maar zijn woorden stegen bij mij onbegrepen op, terwijl er geapplaudisseerd werd en de taal van de bergen klonk als een vrouw haar luide roep van verbondenheid er door heen weefde.
Opeens klinkt er vanuit het niets de droge harde scherpe klank van een Zurna, schel en hard slaat het blikken geluid van de dubbelriet volkshobo recht mijn hart in en roept me wakker. De zaal opent zich en ik sta in de vroege ochtenddauw in een grote kring voor de tenten in een weiland te Vierhouten. Middenin die enorme kring staat Ersin Ozan en beroert de Davul, terwijl zijn vriend de Zurna laat snerpen. Massaal laten meer dan honderd mensen zich meeslepen door de opzwepende klanken en dansen we, velen nog in nachtkleding met verwarde haren, de zoete dromen weg. Voeten kunnen niet stil blijven staan bij het lokkende ritme.
Ineens stonden we in dezelfde lange rijen, mijn katoentje en ik en de hele Turkse gemeenschap en viel alles van me af. De voeten dansten de ritmische beweging, de pinken ineengestrengeld, een zwaaisjaaltje in de hand. Als een vreemde eend in de bijt maar met dezelfde grote glimlach op mijn onopgemaakte toet, tussen al het klatergoud en felle kleuren volgden mijn hele lijf enthousiast de dwingende klanken. Als de Zurna speelt, valt er geen woord meer te kletsen, dan praat je met hart, hoofd, handen en voeten.
Bij het versnelde gedeelte speelde de warmte parten, maar bij het kijken naar de voeten, sommige op onmetelijke hoogte, vertoefde ik weer in het verleden. Bulgarije, Koprivstitsa in 1990 om precies te zijn, dezelfde roep, dezelfde klanken, tegen het glooiende landschap op en de hele Bulgaarse bevolking die, in klederdracht, vanuit het dorp de heuvels inliep om een groot volksdansfestijn te houden. Twee culturen die zoveel met elkaar gemeen hebben. De Turkse Hora is ook die Bulgaarse Pravo Trakiisti Horo die, met een lang lint van blijde, lachende, dansende mensen, de heuvels en de straten verbond.
Het feest is de beleving, verbroedering en verzustering ten top. Grenzen vervagen, heden, verleden en toekomst laten zich aan elkaar smeden en dat alles door de aard van de muziek, door die schelle, hartveroverende oerklank. De roep van de Zurna!
Een gedachte over “De roep van de Zurna.”
Reacties zijn gesloten.