Overpeinzingen

Momenten van geluk die ons niet meer konden worden afgenomen

Er zit regen in de lucht en de vliegen varen er wel bij. Ze brommen en zoemen dat het een lieve lust is. Terwijl de rest een wandelingetje in de Hof ging maken, bleef ik achter om eventueel de mannen op te vangen die de bedbank zouden brengen. Om half een belde een van hen op naar Lief en zei dat ze er binnen tien minuten zouden zijn en warempel, er stopte een busje naast het huis. Ze hadden de bank als bouwpakketje bij zich en we dankten God op onze blote knieën om het inzicht dat wij zelf niet die bank in elkaar moesten zetten. Vakkundig gingen ze aan de slag met de boormachine. Ze spraken Duits, of in ieder geval een van hen, wat een verademing. Ze vroegen ons hoe lang de levertijd was geweest. Zes weken welhaast. Hoofdschuddend keek hij me aan en mompelde iets aan het adres van de winkel. Ach ja. Nu was al het leed geleden, al verzekerden broer en schoonzus dat het heerlijk slapen was op de zolderkamer. Toch vond ik het fijn, dat broer niet meer de trap af hoefde. De mannen kregen een fooitje voor hun snelle, vakkundige en vriendelijke aanpak toen ze klaar waren. Ziezo. De inrichting kon beginnen.

Even was er een angstig moment toen bij het draaien van het bed schoonzus op het stroeve kleed bleef haken en langszij rolde. Zitten, zuchten, bijkomen en weer door. Ze waren jubelend over de ruimte, over het bed, en over de sjieke uitstraling van het geheel. Ziezo, ook weer geregeld.

De beide broertjes hebben het fijn samen. Ze zitten in de luie stoelen en lepelen verleden en heden, anekdotes en wat mijmeringen op. Lief is drie jaar jonger dan broer, maar allebei, de een wat ruimer dan de ander, over de zeventig, dat zorgt voor gesprekken over de zin van het leven, de invulling ervan, te bespreken kwaaltjes, het leven van dag tot dag. Het is een mooi beeld zo.

Met gasten schuift het eten een plaats op in prioriteit. De zinnen stonden op pasta met groene kruiden, uien, knoflook en champignons, omdat dat ruimschoots aanwezig was, dus stuurde ik schoonzus met een mandje de tuin in en ze kwam terug met roosmarijn, oregano, basilicum, bieslook, tijm. Haar ui-snipperkunsten zijn ook te roemen. Als basis hadden we suco alla Melanzane en extra passata. Zowaar had ik eindelijk de hoeveelheden op vier personen aangepast. Normaal gesproken zou een heel weeshuis mee kunnen schranzen. Het was heerlijk.

De avond werd een gezellig samenzijn, vooral toen de gitaar ontdekt werd en broerlief er op bleek te kunnen spelen, zij het nog wat onwennig, want ze had metalen snaren, maar allengs ging het soepeler en konden we een paar deuntjes meezingen. De volle maan was net aan het rijzen, wij zaten bij flikkerend kaarslicht met een biertje en een wijntje en er was die goede oude kampvuur-sfeer, die we allemaal zo vaak hadden meegemaakt lang geleden en heel vertrouwd tot de vermoeidheid kwam bovendrijven. Fijn dat de bedden nu beneden in gebruik konden worden genomen.

Ik sudderde nog wat na in de tijd en dwaalde af naar Homburg, waar we met een grote groepe vrienden ieder jaar een week naar toe gingen en alles gezamenlijk deden. Daar laaiden de kampvuren bijna elke avond hoog op en hadden we een heel arsenaal aan liedjes, van Jaap Fischer, van Jasperina de Jong, Adèle Bloemendaal, Annie M.G. Schmidt en de geijkte scoutingliedjes, die driestemmig over de heuvels vloeiden. Momenten van geluk, die ons niet meer konden worden afgenomen.