Uncategorized

Een lied van klein geluk

Een hoofd vol verhalen levert me een ochtend in het ziekenhuis op. Het begint met een overdracht, waar eventueel meegedeeld wordt, waar ik van betekenis kan zijn. Het lijkt allemaal simpel. Een tas inpakken, iemand begeleiden naar de uitgang, maar het gaat vooral om de verhalen die los komen als je in vertrouwde sfeer al pratend over koetjes en kalfjes een snaar raakt.

De behoefte aan herkenning is groot. Grote en kleine zorgen, twijfel en verdriet zijn soms makkelijker neer te leggen bij een vreemde dan bij de mensen die je met liefde omringen. Het is soms sparren over het toekomstbeeld, niet zelden het afwachten op wat komen gaat en nog vaker er middenin zitten en je overgeven aan wat er gebeuren moet. Geen invloed hebben op de loop der dingen is zo moeilijk te aanvaarden.

Na drie weken ziekenhuis mag ze naar huis. Ze is iets jonger dan ik ben. Er ontspint zich een gesprek over rollators en boodschappenkarretjes. Het aanvaarden van de hulpstukken ook al voel je je bejaard, als je erachter loopt. Het gelijkvloers wonen is nu een zegen. De blijdschap over het verloop, de kundigheid van de medische wereld, de wetenschap met een been over de grens te hebben gestaan geeft een aparte veerkracht om er alles uit te halen wat er in zit. Met een lach en een dosis zelfspot.

Met het delen van de koffie en thee kom ik een echtpaar tegen waarvan de man zich letterlijk afzijdig houdt als ik in de buurt ben en de vrouw opengaat als een lang gesloten boek. Ze wil niet meer verder en wacht nu tot het moment dat haar dochter in het huwelijk treedt om daarna alles op te geven. De onwerkelijke situatie, de man druk in de weer met zijn Iphone en zij met het verdriet dat wordt weerspiegeld in de dikke tranen die hun weg zoeken naar beneden, werkt vervreemdend. Het gewone leven gaat door. Twee glazenwassers in een bakje trekken aan ons oog voorbij,  Het vermeende vuil spoelt omlaag. Heeft de traan dezelfde functie. Drie keer vertelt ze mij de deadline, die nog nooit zo omlijnd is geweest als nu, met de bruiloft in het zicht. Daarna het grote niets en rust, want daar verlangt ze naar. Als ik later langs kom, ligt ze te slapen en peinst de man met een berg aan leed achter zijn brillenglazen.

De man met het doorgroefde gelaat, een buitenleven, zwaait me vrolijk toe. Hij is altijd alleen. Hij deelt zijn chemo in naar mate van agressiviteit. De laatste is het verschrikkelijkst, geeft hij aan. Die zorgt ervoor dat je allemaal ijsscherven in je keel voelt branden als je iets drinkt of eet. Dat lijkt tegenstrijdig, maar het geeft de mate van strijd aan die er woedt binnen in dat lijf. Chemo is een onafwendbaar, noodzakelijk, grijnzend monster.

De blik van herkenning, weten hoe je de koffie drinkt, een aai over de schouder, een kleurplaat bewonderen, elektrische fietsen, een doos met tissue’s, glanzende ogen bij het aanbod van bouillon, liefde zit in de kleinste dingen verpakt. Bij het naar buiten lopen is de gang lang genoeg om te schiften wat ik achter laat of mee wil nemen.

006

’s Avonds aan de kade op de Gruttersdijk zie ik bij het uitstappen een kleine schoonheid, dat dapper opbloeit tussen de stenen. Een lied van klein geluk.

4 gedachten over “Een lied van klein geluk

Reacties zijn gesloten.